ECLI:NL:RBDHA:2022:8888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor bouw kattenvolière

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een kattenvolière op een balkon. Eisers, bewoners van een nabijgelegen woning, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening, omdat zij van mening zijn dat de kattenvolière in strijd is met de redelijke eisen van welstand en afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 juli 2022, waarbij zowel eisers als de derde-partij aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de welstandscommissie in eerdere adviezen positief heeft geadviseerd over de kattenvolière, mits deze in de kleur van de gevel wordt geschilderd. Eisers hebben een tegenadvies ingediend dat negatief is, maar de rechtbank oordeelt dat dit tegenadvies geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de omgevingsvergunning heeft verleend, omdat er geen sprake is van een exces en de kattenvolière niet in strijd is met de welstandscriteria. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: N. Baas),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: J. Meijer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een kattenvolière op een balkon.
Bij besluit van 2 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting was op 12 juli 2022. Eisers en hun gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook de derde-partij was aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
Op 1 juli 2019 hebben eisers verweerder verzocht handhavend op te treden tegen een kattenvolière op het perceel [perceel] [perceelnummer] in [plaats]. Deze kattenvolière is gesitueerd op het balkon op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning. Eisers zijn woonachtig aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] en hebben vanuit hun woning uitzicht op de kattenvolière. De woning waaraan de kattenvolière is gerealiseerd maakt op basis van het geldende bestemmingsplan ‘Moordrecht Dorpskern’ deel uit van een beschermd dorpsgezicht.
1.2
Bij besluit van 24 september 2019 heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers afgewezen vanwege concreet zicht op legalisatie. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
Naar aanleiding van het bezwaar van eisers heeft verweerder bij besluit van 22 november 2019 aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd, die inhoudt dat zij de kattenvolière dient te verwijderen en verwijderd te houden. Verweerder heeft zich hierbij mede gebaseerd op een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Zuidplas (de welstandscommissie) van 31 juli 2019, die heeft geconcludeerd dat er sprake is van een exces als bedoeld in artikel 2.7 van de Welstandsnota Zuidplas 2015 (de welstandsnota).
1.4
De derde-partij heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en heeft op 13 december 2019 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend ter legalisatie van de onrechtmatige situatie.
1.5
Bij het primaire besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van de kattenvolière aan de derde-partij (thans: vergunninghouder). Deze omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteit bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op een advies van de welstandscommissie van 17 december 2019, die ditmaal positief heeft geadviseerd, mits de kleur van het houtwerk van de kattenvolière in de kleur van de gevel wordt geschilderd.
1.6
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Om een discrepantie tussen het welstandsadvies van 31 juli 2019 en het welstandsadvies van 13 december 2019 uit te sluiten, heeft verweerder hangende de bezwaarprocedure nogmaals advies ingewonnen van de welstandscommissie. Deze heeft op 13 juli 2020 wederom een positief welstandsadvies afgegeven. Verweerder heeft geen aanleiding voor twijfel aan dit welstandsadvies gezien en meent de gevraagde omgevingsvergunning terecht te hebben verleend.
Wat vinden partijen in beroep?
3.1
Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit en hebben daar het volgende tegen aangevoerd. De positieve welstandsadviezen van 13 december 2019 en 13 juli 2020 zijn niet te verenigen met het negatieve welstandsadvies van 31 juli 2019. Eiseres kunnen niet volgen dat de welstandscommissie na het eerdere negatieve advies positief heeft geadviseerd, met het enkele verschil dat het houtwerk in de kleur van de gevel geschilderd dient te worden. Het bouwwerk doet nog steeds afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit vanwege de uiterlijke verschijningsvorm. Eisers wijzen er op dat er op basis van het negatieve welstandsadvies van 31 juli 2019 sprake is van een exces. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat is voldaan aan de beoordelingscriteria die horen bij het zware welstandsregime.
Hangende de beroepsprocedure heeft eiser een tegenadvies van Hûs en Hiem welstandsadvisering en monumentenzorg van 28 januari 2021 (het tegenadvies) ingediend. Dit advies is negatief. De kattenvolière moet volgens het tegenadvies als exces worden beschouwd.
De tekening die de vergunninghouder bij zijn aanvraag heeft gevoegd, geeft een onjuist beeld van de feitelijke situatie. Eiser heeft enkele foto’s overgelegd ter onderbouwing van deze stelling.
Eisers stellen daarnaast dat verweerder advies in had moeten winnen van de monumentencommissie, aangezien het pand in een beschermd dorpsgezicht is gelegen. Verweerder heeft enkel advies ingewonnen van de welstandscommissie.
3.2
Naar aanleiding van het door eiser ingebrachte tegenadvies heeft verweerder wederom een advies ingewonnen van de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft op 28 juni 2022 opnieuw een positief advies gegeven en gemotiveerd waarom geen sprake is van een exces. De door eisers overgelegde foto’s geven volgens verweerder een vertekend beeld, omdat die zijn genomen op het moment waarop het hout en het gaas van de kattenvolière nog niet van de kleur van de achtergevel van het hoofdgebouw waren geverfd.
3.3
De vergunninghouder schaart zich achter het standpunt van verweerder.
Wat is het wettelijk kader?
4. Het wettelijk kader staat in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de aanvraag van de vergunninghouder betrekking heeft op een project met de activiteit bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Verweerder dient een aanvraag voor een dergelijk project te toetsen aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Op basis hiervan geldt een limitatief-imperatief stelsel. Dat betekent dat verweerder gehouden is de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen indien zich geen van de weigeringsgronden genoemd in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo voordoet. [1] Ter discussie staat of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de kattenvolière niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter mag verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, op een welstandsadvies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [2]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit op het positieve welstandsadvies van 13 juli 2020 af mocht gaan en overweegt daartoe als volgt.
7.1
De welstandsnota geeft, voor zover relevant, de volgende gebiedsomschrijving (pagina 51). De Buurtstraat is benedendijks gelegen, parallel aan de Dorpsstraat. De zuidelijke kant van de Buurtstraat is wat rommeliger. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de meeste bouwwerken georiënteerd zijn op de hoger gelegen Dorpsstraat. Hierdoor zijn er regelmatig gesloten achtergevels en erfafscheidingen. Deze worden afgewisseld door bouwwerken die wel georiënteerd zijn op de Buurtstraat. De bebouwing herbergt zowel woon- als winkelfuncties. Deze komen in verschillende verschijningsvormen voor, met verspringende voorgevellijnen. De bebouwing is aan de weg gepositioneerd en opgebouwd uit twee á drie lagen hoog, met uitschieters tot vier of vijf lagen, met hoofdzakelijk zadeldaken met noklijnen evenwijdig of haaks op de weg. De gevelkarakteristiek kenmerkt zich door diversiteit. De toegepaste materialen zijn baksteen met eigen kleur of geschilderd in wit.
7.2
De rechtbank stelt vast dat het welstandsadvies van 31 juli 2019 is uitgebracht in het kader van een handhavingstraject en dat de welstandscommissie op basis van de ongeverfde kattenvolière heeft geconcludeerd dat er sprake is van een exces als bedoeld in artikel 2.7 van de welstandsnota. Het positieve welstandsadvies van 17 december 2019 is uitgebracht naar aanleiding van een aanvraag van de vergunninghouder, waarbij de kattenvolière akkoord is bevonden, mits de kleur van het houtwerk in de kleur van de gevel wordt geschilderd. Bij het positieve welstandsadvies van 13 juli 2020 is dit advies hangende bezwaar aangevuld met een toetsing aan de gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota (pagina 53) en is de kattenvolière wederom akkoord bevonden. Hierbij is in aanmerking genomen dat de betreffende straat deels uit voorgevels en deels uit achtertuinen bestaat en dat afscheidingen van hout bij de uitstraling van een tuin horen en passen binnen de ruimtelijke kwaliteit zoals omschreven in de welstandsnota. Daarnaast is het bouwwerk van een eenvoudige uitwerking, de gevel is niet aangepast en het bouwwerk is weer weg te halen zonder de woning te beschadigen. Het balkon is verscholen achter een schuur en verhoudt zich daar ondergeschikt aan, waardoor het bouwwerk geen afbreuk doet aan het zicht. De rechtbank ziet, anders dan eisers voorstaat, in het gegeven dat de welstandscommissie eerder negatief heeft geadviseerd, geen aanleiding voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen, de begrijpelijkheid van de in de adviezen gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Het negatieve advies zag immers op een andere situatie dan de latere positieve adviezen. De kattenvolière was toen namelijk nog niet in de kleur van de gevel geschilderd. Dit betekent dat verweerder de positieve welstandsadviezen bij het bestreden besluit over mocht nemen.
7.3
Het door eisers in beroep ingebrachte tegenadvies geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. In dit tegenadvies is geconcludeerd dat de afscherming van het balkon een aantasting van het gevelbeeld van het pand en een aantasting van de cultuurhistorische waarden van de omgeving vormt. Dit is het gevolg van de sterk afwijkende, atypische vormgeving, de onzorgvuldig ogende detaillering en de sterk afwijkende materialisatie. De toepassing van gegalvaniseerd gaaswerk roept volgens het advies de associatie op met een industrieel hekwerk. Dit druist in tegen het beleid om het historische karakter van de omgeving te koesteren en waar mogelijk te verbeteren. Daarnaast moet het bouwwerk als exces worden beschouwd, aldus het tegenadvies. Deze conclusies sluiten naar het oordeel van de rechtbank niet goed aan op de gebiedsomschrijving in de welstandsnota, waarin wordt gesteld dat de Oost Buurtstraat wat rommeliger is doordat de meeste bouwwerken georiënteerd zijn op de hoger gelegen Dorpsstraat en dat de gevelkarakteristiek zich kenmerkt door diversiteit. In een dergelijke omgeving zal niet snel sprake zijn van een sterk afwijkende, atypische vormgeving en sterk afwijkende materialisatie. Verder wordt in het positieve welstandsadvies van 28 juni 2022, dat naar aanleiding van het tegenadvies is uitgebracht, de kattenvolière van ondergeschikt belang in het totale gevelbeeld geacht, met name doordat de houten lattenconstructie dezelfde kleur heeft als de gevel en het gaas een mate van transparantie heeft waardoor het, zeker op afstand, nauwelijks impact heeft op het beeld vanaf de openbare weg. Er is volgens de welstandscommissie geen sprake van een exces, omdat er geen sprake is van contrasterende of felle kleuren, of van ernstige aantasting van het totale gevelbeeld waar het pand deel van uitmaakt. De rechtbank volgt deze redenatie, omdat deze op de juiste manier invulling geeft aan de excessenregeling van paragraaf 2.7 van de Welstandsnota. Het betoog van eisers slaagt niet.
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder advies had moeten inwinnen van de monumentencommissie, aangezien het pand waaraan de kattenvolière is gerealiseerd geen monumentale status heeft. Het feit dat de kattenvolière is gebouwd in een beschermd dorpsgezicht maakt dat niet anders. Op grond van artikel 14.2 van het bestemmingsplan “Dorpskern Moordrecht” ziet de bescherming van de cultuurhistorische waarden namelijk uitsluitend op het bouwen aan de voorgevel, door daar bouwregels voor te geven. Slechts als van die bouwregels wordt afgeweken, is op grond van artikel 14.3 van de planregels een schriftelijk advies van de monumentencommissie vereist. Omdat de kattenvolière aan de achtergevel is gebouwd, is dat advies dus niet vereist.
9. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eisers hebben gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(..)
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel [huisnummer], eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
e. de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:328).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1893).