ECLI:NL:RBDHA:2022:9166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
22/4682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting na beschieting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Leiden, die op 21 juli 2022 had bevolen de woning van verzoekers te sluiten voor een aanvullende termijn van drie maanden. Dit besluit volgde op een beschieting van hun woning in de nacht van 7 juli 2022, waarbij met een automatisch vuurwapen is geschoten. De burgemeester had eerder al een noodbevel uitgevaardigd voor een sluiting van twee weken, maar op basis van de aanhoudende dreiging besloot hij de sluiting te verlengen. Verzoekers stelden dat er geen noodzaak meer was voor de sluiting, gezien het tijdsverloop en het feit dat er geen incidenten meer hadden plaatsgevonden sinds de spoedsluiting. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester in redelijkheid kon concluderen dat er nog steeds ernstige vrees bestond voor het ontstaan van wanordelijkheden, gezien de informatie van de politie over een reeks geweldsincidenten in de regio. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft en dat de belangen van de omwonenden zwaarder wogen dan die van verzoekers. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluitingsduur van drie maanden niet onredelijk was, gezien de ernst van de dreiging en de informatie die de burgemeester had ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4682

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J. Nagtegaal),
en

de burgemeester van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. B.N. Vinkenvleugel).

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder bevolen het pand gelegen aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] (de woning) te sluiten voor een (aanvullende) termijn van drie maanden.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de rechtbank stukken toegezonden met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de stukken in een aparte, gesloten envelop zijn ontvangen. De rechtbank heeft op de zitting van 2 september 2022 mondeling aan partijen laten weten dat zij van oordeel is dat de beperking van kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is. Deze uitspraak is een aantal uren na zitting aan partijen toegestuurd. Verzoekers hebben op een eerder moment al -onder protest- toestemming gegeven dat de voorzieningenrechter deze stukken inziet en bij de uitspraak betrekt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 september 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. [verzoeker 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [verzoeker 2] was niet bij de zitting aanwezig. Wel zijn drie dochters van verzoekers verschenen, [dochter 1] , [dochter 2] en [dochter 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. drs. [A] . Tevens is J [B] verschenen voor verweerder. Mevrouw [C] van de recherche was aanwezig als toehoorder.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2 In de nacht van 7 juli 2022 is de woning van verzoekers meermaals beschoten met een automatisch vuurwapen. De politie heeft verweerder door middel van een bestuurlijke rapportage op de hoogte gesteld dat de beschieting lijkt te passen binnen een serie geweldsincidenten in Leiden en andere steden. Verweerder heeft per 8 juli 2022 door middel van een noodbevel de woning gesloten voor de duur van twee weken. De politie gaf in een aanvullende bestuurlijke rapportage van 19 juli 2022 aan dat de dreiging bij de woning nog onverkort aanwezig is. Verweerder heeft in het besluit gemotiveerd waarom gekozen is om de sluiting met drie maanden te verlengen op grond van artikel 175 van de Gemeentewet.
Wat vinden verzoekers in deze procedure?
3 Volgens verzoekers bestond er op het moment van de verlengde sluiting geen uiterste noodzaak tot sluiting. Dat komt onder andere door het tijdsverloop en het feit dat zich sinds de spoedsluiting geen incidenten meer hebben voorgedaan, ook niet in de omgeving. Ook is van belang dat de verdachte zoon niet in de woning woont en er al maandenlang niet is geweest. Van belang is verder dat de herkomst van de gestelde dreiging volgens de politie onduidelijk is.
Verweerder heeft niet laten zien dat minder vergaande middelen overwogen zijn. Zo kan overgegaan worden tot het plaatsen van cameratoezicht of het inzetten van extra mankracht door de politie. Daarnaast gaat de sluiting verder dan strikt noodzakelijk is. Er is geen maatwerk geleverd door een sluitingsduur van drie maanden te kiezen.
Tot slot heeft verweerder geen deugdelijke belangenafweging gemaakt. De belangen van verzoekers om in hun woning te kunnen verblijven, wegen erg zwaar. Verweerder heeft de periode van de spoedsluiting niet gebruikt om de belangen van verzoekers en de kinderen in kaart te brengen. Zo is er niet doorgevraagd over de gemelde medische problematiek. Bovendien zijn verzoekers ook slachtoffer van de beschieting. Ten onrechte heeft verweerder de zienswijzeprocedure overgeslagen. Van spoed was geen sprake meer na verloop van de noodsluiting.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4 Zoals de Afdeling heeft overwogen impliceert het criterium "ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden" dat aan de burgemeester beoordelingsruimte toekomt. De rechter dient te beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan. [1]
Was er ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden?
5 Partijen verschillen van mening over de vraag of er sprake was van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het schietincident, waarbij er met een automatisch vuurwapen gericht is geschoten op de woning van verzoekers, een ernstige wanordelijkheid oplevert. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in het besluit in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat er nog steeds sprake was van een ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. De informatie van de politie biedt daarvoor voldoende aanknopingspunten. Uit de informatie van de politie, zoals bekend ten tijde van het besluit [2] , blijkt dat in Leiden en andere gemeenten meerdere ernstige geweldincidenten hebben plaatsgevonden. Bovendien volgt uit die informatie dat verzoekers familie zijn van de eigenaar van een club die ook in de genoemde reeks incidenten beschoten is. Er zijn vermoedelijk meerdere daders waarvan één verdachte is aangehouden. Volgens de politie valt niet uit te sluiten dat er wederom geweldsincidenten zullen plaatsvinden op de eerder betrokken locaties. Voor de politie is de reden waarom de reeks geweldsincidenten heeft plaatsgevonden nog niet volledig duidelijk, ook omdat verzoekers geen opheldering kunnen of willen geven over de herkomst van de dreiging. Daarom kan de politie geen goede dreigingsinschatting maken. De dreiging is onverkort aanwezig. Gelet op de ernst van de dreiging heeft verweerder op basis van die dreiging mogen handelen en de woning van verzoekers mogen sluiten. Dat zich gedurende de aanvankelijke noodsluiting van twee weken geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan, heeft verweerder minder belangrijk mogen vinden. Twee weken is een korte periode.
Proportionaliteit en subsidiariteit
6 Het subsidiariteitsbeginsel brengt met zich dat de burgemeester voorafgaand aan het geven van een noodbevel dient te beoordelen of minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Wanneer de burgemeester een noodbevel oplegt dat ook betrekking heeft op de woning van de betrokkene, dient hij te motiveren waarom minder verstrekkende maatregelen niet mogelijk zijn. Een noodbevel mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk. Bij de beoordeling van de proportionaliteit van het noodbevel dient enerzijds rekening te worden gehouden met de aard en de ernst van de vrees voor wanordelijkheden in verband waarmee het noodbevel is gegeven en anderzijds met de aard en de ernst van de beperking van grondrechten die het noodbevel tot gevolg heeft. [3]
De voorzieningenrechter overweegt dat uit de besluitvorming niet duidelijk naar voren komt op welke wijze verweerder heeft gekeken naar andere minder vergaande opties om de dreiging weg te nemen. Ter zitting heeft verweerder hier echter wel een toelichting op gegeven. Dit gebrek kan dan ook worden hersteld in de beslissing op bezwaar. De optie van een minder vergaande maatregel zoals cameratoezicht is voorafgaand aan het besluit besproken met de politie, maar werd in dit geval ontoereikend geacht. Cameratoezicht is geschikt als bewijs achteraf, maar niet om dit soort geweldsincidenten te voorkomen. Gelet op de rapportages van de politie bestond er nog steeds een reële kans van een aanslag. Het gaat om een reeks geweldsincidenten waarbij meerdere panden meerdere malen zijn beschoten. Bovendien heeft het plaatsen van cameratoezicht bij een van de panden uit de geweldsreeks niet kunnen voorkomen dat zich daar opnieuw een geweldsincident heeft voorgedaan (brandstichting), aldus verweerder ter zitting.
Daarnaast gaat de politie ervan uit dat de beschieting van de woning van verzoekers niet op zichzelf staat, maar past in een reeks van geweldsincidenten waar nog onvoldoende over duidelijk is. Gelet op deze door verweerder ter zitting gegeven motivering, heeft verweerder de inzet van lichtere maatregelen – zoals extra surveillance of een camera bij de woning van verzoekers – daarom als onvoldoende mogen aanmerken.
7 Gelet op de ernst van de dreiging is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het algemeen belang, zoals het belang van omwonenden, heeft kunnen laten prevaleren boven het persoonlijk belang van verzoekers. Zoals hiervoor al uiteen is gezet is er een ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden en is de dreiging volgens de politie nog onverkort aanwezig. Hierbij heeft verweerder tot uitgangspunt genomen dat dit noodbevel erg ingrijpend voor verzoekers is. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder geen evenredige afweging heeft gemaakt tussen de belangen van verzoekers en het algemeen belang. In de besluitvorming zijn alle door verzoekers aangedragen financiële en medische belangen afgewogen. Zoals ook door verzoekers ter zitting is erkend bestaat er in het kader van de medische problematiek geen binding met de woning. Dat stress niet goed is vanwege de verschillende medische aandoeningen heeft verweerder van onvoldoende belang mogen achten om af te zien van de sluiting. Ter zitting heeft verweerder een standpunt ingenomen over het betoog van verzoekers dat de sluiting eventueel gevolgen heeft voor hun huurovereenkomst. Artikel 175 van de Gemeentewet biedt volgens verweerder geen grondslag voor een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Uit de overgelegde brief blijkt dat de verhuurder van de woning met verzoekers in gesprek wil gaan over de huidige situatie en de gevolgen hiervan voor de huurovereenkomst. Ter zitting is gebleken dat dit gesprek nog niet heeft plaatsgevonden. Of en zo ja welke gevolgen het noodbevel heeft voor de huurovereenkomst is op dit moment dan ook niet duidelijk.
Verder blijkt uit het dossier dat er contact is geweest met de familie van verzoekers zodat verweerder voldoende op de hoogte was van de belangen van verzoekers. Dat het contact wellicht meer is gezocht door de dochter van verzoekers dan door verweerder zelf, doet daar niet aan af. Bovendien heeft er een gesprek plaatsgevonden met de locoburgemeester. Op zitting is overigens niet gebleken dat er belangen spelen die niet bij verweerder bekend zijn. De omstandigheid dat er geen gelegenheid is geboden voor het geven van een formele zienswijze is gelet op het contact met de familie van verzoekers dan ook geen reden om op dit moment de voorlopige voorziening toe te wijzen.
De sluitingsduur van drie maanden acht de voorzieningenrechter niet onredelijk. Zoals blijkt uit de overgelegde stukken ontvangt de burgemeester nog steeds bestuurlijke rapportages over de situatie zodat de burgemeester op de hoogte is van eventuele ontwikkelingen.
Conclusie
8 De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839.
2.Bestuurlijke rapportages van 5, 7 en 19 juli 2022.
3.uitspraak van de Afdeling van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839