ECLI:NL:RBDHA:2022:9222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
NL22.17210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet; beoordeling van tijdigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Ghanese nationaliteit heeft, had eerder op 27 juni 2022 al een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, maar betoogde dat deze niet tijdig was omgezet na de afwijzing van zijn asielaanvraag op 25 augustus 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vraag of een bewaringsmaatregel tijdig is omgezet alleen kan worden beoordeeld in een beroep tegen de maatregel waarvan wordt betoogd dat deze ten onrechte te laat is omgezet. In dit geval was de maatregel van 27 juni 2022 niet ter toetsing voorgelegd, waardoor de rechtbank niet kon oordelen over de tijdigheid van die maatregel.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17210

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 augustus 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid geboden om op de gronden van eiser te reageren. Verweerder heeft hier gebruik van gemaakt.
De rechtbank heeft, met akkoord van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het onderzoek is vervolgens op 8 september 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1996 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Voorafgaand aan de huidige maatregel is aan eiser op 27 juni 2022 een maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid van de Vw opgelegd. Eiser betoogt dat deze maatregel van bewaring niet tijdig is omgezet. Eiser stelt dat de maatregel vanaf 25 augustus 2022 onrechtmatig is geworden. Op die datum is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag namelijk ongegrond geacht. Vervolgens is de maatregel van 27 juni 2022 pas op 29 augustus 2022 opgeheven, waarna diezelfde dag het bestreden besluit is genomen om eiser in bewaring te stellen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3. De rechtbank overweegt dat de vraag of een bewaringsmaatregel tijdig is omgezet alleen kan worden beoordeeld in een beroep tegen de maatregel waarvan wordt betoogd dat die ten onrechte te laat is omgezet. [1] In het onderhavige geval is dat de maatregel van 2 juni 2022. Omdat de maatregel van 27 juni 2022 hier niet ter toetsing voorligt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of die maatregel te laat is omgezet en of verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

4. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:67.