ECLI:NL:RBDHA:2022:934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
NL21.15382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling en gebrek in de besluitvorming

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de zaak behandeld van een eiseres die een verblijfsvergunning voor medische behandeling heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 behandeld. Eiseres, geboren in Cambodja, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel medische behandeling, specifiek peritoneale dialyse. De staatssecretaris heeft het bezwaar ongegrond verklaard, onder verwijzing naar een medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) dat stelt dat de benodigde behandeling beschikbaar is in Cambodja. Eiseres heeft echter bewijs overgelegd waaruit blijkt dat deze behandeling niet beschikbaar is in het Calmette Hospital, wat de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en biedt de staatssecretaris de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor herstel en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15382

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘medische behandeling’ ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Ly Ouk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [naam2] en [naam3], dochters van eiseres. Na afloop van de zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Cambodjaanse nationaliteit. Op 14 mei 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel ‘medische behandeling’. Bij besluit van 21 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder betrokken dat het BMA [1] op 19 augustus 2020 een medisch advies heeft uitgebracht en dat dit advies is aangevuld op 11 december 2020, 16 maart 2021 en 4 juni 2021. Uit het (aanvullende) BMA-advies blijkt dat de behandeling die eiseres nodig heeft, peritoneale dialyse, beschikbaar is in het Calmette Hospital in Cambodja. Eiseres is er niet in geslaagd om aan te tonen dat het BMA-advies niet objectief tot stand is gekomen en dat de behandeling niet beschikbaar is in het Calmette Hospital. Eiseres heeft volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat zij de kosten van de door haar benodigde zorg niet kan betalen en dat de zorg voor haar in Cambodja daarom niet feitelijk toegankelijk zou zijn. Verweerder heeft verder overwogen dat geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [2] tussen eiseres en haar twee in Nederland verblijvende meerderjarige dochters. Eiseres komt om die reden ook niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiseres komt ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor terminaal zieke vreemdelingen, nu niet is gebleken dat zij zich in een terminale fase van haar ziekte bevindt. Het beroep van eiseres op schrijnendheid slaagt ook niet, omdat verweerder de omstandigheden van eiseres niet aanmerkt als dermate bijzonder van aard. Tot slot heeft verweerder overwogen dat geen aanleiding bestaat om op grond van artikel 4:84 van de Awb [3] van de beleidsregels af te wijken.
3. Op wat eiseres tegen het bestreden besluit aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert allereerst aan dat uit een mailwisseling tussen haar gemachtigde en het Calmette Hospital blijkt dat dit ziekenhuis geen peritoneale dialyses uitvoert. Het had op de weg van verweerder gelegen om zich nader te vergewissen van de beschikbaarheid van de door eiseres benodigde behandeling in het Calmette Hospital en niet slechts van de informatie op de website van het ziekenhuis uit te gaan.
5. Op 19 augustus 2020 heeft het BMA een medisch advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt onder andere dat eiseres onder medische behandeling staat wegens terminale nierinsufficiëntie. De behandeling hiervoor, peritoneale dialyse gecombineerd met medicatie, is voor eiseres blijvend noodzakelijk. Bij het uitblijven van deze behandeling wordt een medische noodsituatie op korte termijn verwacht, omdat eiseres in dat geval naar verwachting op korte termijn zal komen te overlijden. In dit advies en in het aanvullende advies van 16 maart 2021 heeft het BMA geconcludeerd dat peritoneale dialyse beschikbaar is in het Calmette Hospital te Phnom Penh.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] is een advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. [5] Voorts strekt, indien en voor zover verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende vreemdeling geen contra-expertise overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of verweerder zich in lijn met artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [6] Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder in beginsel van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
7. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres in beroep overgelegde e-mail van 4 november 2021 een concreet aanknopingspunt oplevert voor twijfel aan de juistheid en de volledigheid van het BMA-advies over de beschikbaarheid van de behandeling in Cambodja. Deze e-mail is afkomstig van het Calmette Hospital en hierin staat dat in het Chea Sim Hemodialysis Center – de afdeling van het Calmette Hospital die de dialyse zou uitvoeren – geen peritoneale hemodialyse beschikbaar is. Verweerder heeft ten aanzien van deze e-mail niet zonder nader onderzoek kunnen volstaan met een verwijzing naar het BMA-advies van 16 maart 2021. De door eiseres overgelegde e-mail is immers van een recentere datum dan het BMA-advies en bevat concrete informatie over de beschikbaarheid van de behandeling. Hierbij is ook van belang dat eiseres heeft gesteld dat het brondocument dat ten grondslag lag aan het BMA-advies van 16 maart 2021 is gebaseerd op de informatie van de website van het Calmette Hospital en dat geen contact is opgenomen met het ziekenhuis om te verifiëren of de behandeling daar wordt aangeboden. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om de informatie uit de e-mail van 4 november 2021 voor te leggen aan het BMA en nader onderzoek te laten verrichten naar de beschikbaarheid van de behandeling in het Calmette Hospital.
8. Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Omdat de rechtbank een voorgelegd geschil zoveel mogelijk definitief moet beslechten, stelt zij verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. Daarom doet de rechtbank deze tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullend onderzoek en aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op de aanvraag, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
9. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep, zo ook in de situatie dat verweerder de herstelmogelijkheid ongebruikt laat.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.