ECLI:NL:RBDHA:2022:9444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
NL21.9705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet rechtsgeldig huwelijk en onvoldoende bewijs van duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser van Somalische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd met als doel 'familie en gezin', maar deze aanvraag werd afgewezen door de verweerder. De rechtbank heeft de afwijzing van de mvv-aanvraag beoordeeld, waarbij de verweerder stelde dat er geen sprake was van een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk tussen eiser en referente, omdat het religieuze huwelijk niet geregistreerd was en er geen bewijs was van samenwoning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en referente elkaar in 2014 via Facebook hebben ontmoet en in 2015 een religieus huwelijk hebben gesloten in Ethiopië. Echter, de rechtbank oordeelde dat de huwelijksakte onjuistheden bevatte, zoals de nationaliteit van referente ten tijde van het huwelijk. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie die met een huwelijk op één lijn te stellen was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat de eiser niet in zijn bewijsvoering was geslaagd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de eiser niet in staat was geweest om de gestelde duurzame relatie voldoende te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om te bewijzen dat er een duurzame en exclusieve relatie bestond, maar dat de overgelegde bewijsstukken, zoals chatberichten en foto's, niet voldoende waren om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder niet verplicht was om eiser en referente te horen over de chatberichten, omdat er geen twijfel bestond over de afwijzing van de aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9705
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In het besluit van 14 februari 2019 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een
machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verweerder heeft in het besluit van 20 december 2019 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 28 januari 2021 het besluit van 20 december 2019 ingetrokken.
In het besluit van 24 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist. Verweerder heeft het bezwaar hierbij ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast zijn verschenen [referente] (referente), M. Abdullahi (tolk) en de broer van referente. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarde voor deze vrijstelling. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Eiser is van Somalische nationaliteit en is geboren op [1984] . Eiser heeft een mvv aangevraagd met als doel ‘familie en gezin’. Eiser en referente hebben elkaar in 2014 via Facebook ontmoet en hebben in 2015 in Ethiopië een religieus huwelijk gesloten. Eiser wil zich bij referente in Nederland voegen. Referente heeft de Nederlandse nationaliteit.
3. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen. Verweerder stelt geen sprake is van een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk.1 Verweerder vindt dat de religieuze huwelijksakte op zichzelf niet kan worden beschouwd als een bewijs van een rechtsgeldig huwelijk. Naar Ethiopische wet- en regelgeving moet een religieus huwelijk om rechtsgeldig te zijn worden ingeschreven bij de burgerlijke stand of moeten echtgenoten samenleven en door de gemeenschap als echtgenoten worden erkend. Het huwelijk is niet geregistreerd in Ethiopië en ook hebben eiser en referente nooit samengewoond. Daarom is het huwelijk volgens verweerder niet rechtsgeldig. Verder vindt verweerder dat eiser en referente niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie hebben.2
Rechtsgeldigheid van het religieuze huwelijk
4. Eiser vindt dat wel sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Het is volgens eiser niet mogelijk om de huwelijksakte nog te laten inschrijven. Eiser stelt dat op grond van artikel 625 van het Ethiopisch burgerlijk wet boek elk huwelijk, burgerlijk, kerkelijk of gewoonterechtelijk even rechtsgeldig is. Het niet registreren van de huwelijksakte doet volgens eiser niet af aan de rechtsgeldigheid van het huwelijk.3 In de akte is ook opgenomen dat het huwelijk naar de wet erkend en geregistreerd is. Verder stelt verweerder ten onrechte dat voor erkenning van het huwelijk sprake moet zijn van samenwoning. Eiser en referente worden door hun familie en gemeenschap als echtgenoten beschouwd.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser en referente niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk. De rechtbank acht hierbij van belang dat de overgelegde huwelijksakte onjuistheden bevat. Op de huwelijksakte uit 2015 staat namelijk dat referente de Nederlandse nationaliteit heeft. Referente had ten tijde van het religieuze huwelijk echter nog de Somalische nationaliteit. Referente heeft pas in 2019 de Nederlandse nationaliteit verkregen. Eiser heeft op zitting geen afdoende verklaring voor deze onjuistheid kunnen geven. Gesteld wordt dat dit een verschrijving betreft en dat referente dit door de ambassade in 2015 heeft laten corrigeren. Eiser heeft echter niet de gecorrigeerde akte overgelegd, terwijl verweerder hier in het primaire besluit al op heeft gewezen. Verweerder hoefde gelet op het voorgaande niet van de inhoud van de huwelijksakte en daarmee ook niet van de rechtsgeldigheid van het huwelijk uit te gaan. Eiser heeft naar twee uitspraken verwezen waarin een Ethiopische huwelijksakte werd erkend zonder dat deze was ingeschreven. In deze uitspraken was echter wel steeds sprake van samenwoning. Daarbij heeft eiser niet onderbouwd dat inschrijving van de huwelijksakte niet alsnog mogelijk is. De enkele stelling daartoe is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
1. Op grond van artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Zie paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
Duurzaam exclusieve relatie
6. Eiser vindt verder dat verweerder onvoldoende motiveert dat geen sprake is van een duurzame exclusieve relatie die met een huwelijk op één lijn te stellen is. Verweerder heeft hierbij geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden waarin eiser en referente verkeren. Referente is gehandicapt en kan niet werken. Eiser woont in Somalië. Hierdoor is het zowel financieel als praktisch moeilijk voor referente om eiser te bezoeken. Er is aangetoond dat eiser en referente elkaar twee keer in Ethiopië en één keer in Somalië hebben gezien in de afgelopen jaren. Daarnaast merken eiser en referente op dat chat zich in hun situatie niet leent voor diepgaande gesprekken en zij de voorkeur geven aan bellen. Ook vindt eiser dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord over de chatberichten.
7. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om te onderbouwen dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser hier niet in is geslaagd. Eiser heeft een bewijs van de bezoeken door referente, de religieuze huwelijksakte, een aantal foto’s en chatberichten overgelegd ter onderbouwing van de aanvraag. Mede gelet op de duur van de gestelde relatie mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat de overgelegde onderbouwing te summier is om de duurzame exclusieve relatie aannemelijk te maken. Dit heeft verweerder voldoende gemotiveerd. Verweerder mocht hierbij tegenwerpen dat de overgelegde chatberichten erg kort en oppervlakkig van aard zijn. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat het opvallend is dat eiser geen belgeschiedenis kan overleggen, terwijl eiser en referente stellen elkaar dagelijks te bellen. De foto’s zijn ongedateerd en hieruit volgt niet dat eiser en referente een duurzame relatie hebben. Verder doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde duurzame exclusieve relatie dat referente niet weet of eiser familieleden in Nederland heeft wonen. Verweerder is eiser in de bewijslast tegemoet gekomen door digitaal onderzoek te verrichten. Hierbij zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat eiser en referente een duurzame exclusieve relatie hebben. De rechtbank acht verder nog van belang dat verweerder eiser twee herstelverzuim brieven heeft gestuurd om de aanvraag nader te onderbouwen en ook in primaire besluit heeft gespecifieerd op welke punten de onderbouwing onvoldoende is.
8. Verweerder hoefde eiser en referente niet te horen over de chatberichten. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen in bezwaar afzien als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eisers daartegen in bezwaar hebben aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank aan deze maatstaf voldaan. Daarnaast heeft verweerder referente op 19 oktober 2021 al gehoord.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
17 januari 2022
en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
Mr. G.P. Loman R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de
dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.