In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een geregistreerde partner, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de wijziging van zijn AOW-uitkering van een ongehuwdenpensioen naar een gehuwdenpensioen, welke wijziging per 8 oktober 2020 was doorgevoerd. De wijziging was gebaseerd op de stelling van verweerder dat eiser niet duurzaam gescheiden leefde van zijn geregistreerde partner, die in Duitsland woont. Eiser voerde aan dat hij en zijn partner een zelfstandig huishouden voerden en dat er geen financiële verplichtingen tussen hen bestonden. De rechtbank heeft beoordeeld of het beroep van eiser tijdig was ingediend en of er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat verweerder niet had aangetoond dat het bestreden besluit tijdig was verzonden. Vervolgens concludeerde de rechtbank dat, ondanks de gescheiden financiële huishouding, de feitelijke omstandigheden, zoals frequent contact en gezamenlijke intenties, erop wezen dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de wijziging van de AOW-uitkering.