ECLI:NL:RBDHA:2022:9514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
20/7160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de kap van een hemelboom in Den Haag met betrekking tot invasieve exoten

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een hemelboom (Ailanthus altissima) bij zijn oprit, maar deze aanvraag werd door het college afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing beoordeeld. Het college had de aanvraag afgewezen op basis van de algemene plaatselijke verordening, waarbij de belangen van de boom zwaarder werden gewogen dan die van eiser. Eiser voerde aan dat de hemelboom op de Unielijst van invasieve exoten staat en dat de afwijzing van de vergunning onevenredig was, gezien de overlast die de boom veroorzaakte.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de vergunning kon weigeren, maar dat er een motiveringsgebrek was in de afweging van de belangen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de vergunning blijft gelden. Eiser kan echter een nieuwe aanvraag indienen als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de situatie veranderen. Het college werd verplicht om het griffierecht aan eiser te vergoeden, omdat het college in strijd met het motiveringsbeginsel had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de boom en de esthetische waarde in de belangenafweging zwaar wogen, maar dat de overlast voor eiser ook serieus genomen moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

(gemachtigde: mr. A.M. Buijs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning om de hemelboom (Ailanthus altissima) bij de oprit van eiser te kappen.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 23 maart 2020 afgewezen (het primaire besluit). Met het besluit van 29 september 2020 op het bezwaar is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
Het college heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft een aanvullend stuk gestuurd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser was hierbij aanwezig en namens het college waren A.M. Buijs en [A] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van de hemelboom kan weigeren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven
.Dit betekent dat eiser geen omgevingsvergunning voor het kappen van de hemelboom krijgt. Het college moet wel het griffierecht aan eiser betalen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
4. Voor het kappen van een boom in Den Haag is een omgevingsvergunning nodig. [1] Het college kan die omgevingsvergunning op grond van de algemene plaatselijke verordening weigeren of onder voorschriften verlenen in het belang van natuur-, educatieve en milieuwaarden of belevings- en gebruikswaarden. [2] De rechtbank toetst het besluit van het college terughoudend. [3]
4.1.
Bij de beslissing op de aanvraag weegt het college de belangen van de aanvrager van de omgevingsvergunning af tegen de waarde van de boom. Het college maakt daarbij gebruik van het belangenafwegingsformulier en de toelichting daarop. [4] Het college maakt met het belangenafwegingsformulier en de toelichting inzichtelijk op welke manier de belangenafweging tot stand komt en welke factoren daarbij relevant zijn. In het formulier zijn zes rubrieken opgenomen die van belang zijn bij de belangenafweging. Deze rubrieken zijn: status van de boom, waarde voor het bepalen van het belang van de boom, aspecten van overlast, belang in het kader van het rooien van de boom, mogelijke alternatieven voor de kap en compensatie voor de kap.
4.2.
Volgens de toelichting bij het belangenafwegingsformulier is het belang van de boom voor het stadsbeeld en zijn esthetische waarde (beeldbepalendheid) direct gekoppeld aan de mate waarin de boom zichtbaar is. Een boom kwalificeert zich als “goed zichtbaar” als meer dan de helft van het silhouet zichtbaar is vanaf een plek op een openbaar terrein. De boom kwalificeert zich als “nauwelijks zichtbaar” als minder dan 5% van het silhouet zichtbaar is van enige plek op openbaar terrein. In de tussenliggende situaties is de boom “enigszins van belang”. [5]
Wat vindt eiser?
5. Eiser vindt dat het college moet meewerken aan het verwijderen van de hemelboom omdat de boom op de Unielijst van invasieve exoten staat. [6] Daarnaast vindt eiser dat het college zijn belangen niet volledig heeft betrokken in de belangenafweging. De uitkomst van de belangenafweging van het college is daarom niet juist. Ook zijn de nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig voor eiser in verhouding tot het met dat besluit te dienen doel. Tenslotte vindt eiser dat het college zijn aanvraag anders heeft behandeld dan 11 vergelijkbare aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het kappen van een hemelboom.
Wat vindt het college?
6. Het college vindt dat de plaatsing van de hemelboom op de Unielijst van invasieve exoten niet leidt tot een verplichting om de vergunning te verlenen. Daarnaast valt de belangenafweging in het nadeel van eiser uit. Het college vindt de belangen tot behoud van de boom zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij het verwijderen van de boom. Het silhouet van de hemelboom is meer dan 50 % zichtbaar vanaf de openbare weg. De hemelboom is om die reden van groot belang vanwege de belevings- en gebruikswaarde. Uit het advies van de gemeentelijke groenbeheerder blijkt verder dat de hemelboom in goede conditie verkeert en een goede toekomstverwachting heeft. Bij het nemen van het primaire besluit heeft het college in aanmerking genomen dat eiser geen overlast ondervindt van de hemelboom.
6.1.
Het college heeft in bezwaar erkend dat bij het nemen van het primaire besluit het belangenafwegingsformulier niet volledig en juist was ingevuld. De volledige belangen zijn volgens het college daarom alsnog meegenomen bij het nemen van het bestreden besluit. De uitkomst van de belangenafweging is daarmee alleen niet veranderd. Het college is in bezwaar bij het weigeren van de omgevingsvergunning gebleven.
Moet het college op grond van Europees recht meewerken aan het kappen van de boom?
7. De rechtbank overweegt dat op grond van de Verordening (EU) 1143/2014 voor Nederland een verplichting bestaat om de verspreiding van invasieve uitheemse boomsoorten (exoten) tegen te gaan. Invasieve exoten kunnen namelijk schade toebrengen aan de biodiversiteit en/of ecosysteemdiensten. Ze kunnen ook nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid, veiligheid of de economie. [7] De hemelboom is gekwalificeerd als een invasieve exoot en daarom op de Unielijst van invasieve exoten geplaatst. Een hemelboom heeft een enorme groeikracht en vormt daardoor een bedreiging voor de biodiversiteit. De bladeren en bloemen van een hemelboom kunnen bij het aanraken een allergische reactie van de huid geven. De pollen zijn allergeen. Zaailingen van de hemelboom vestigen zich veelal tussen plaveisel en muren en kunnen deze met de wortels ontwrichten. Het uitgebreide wortelstelsel kan verder schade toebrengen aan rioleringen en andere leidingen, aan funderingen en aan het wegdek.
7.1.
Als plaatselijke regels in strijd zijn met hogere (Europese) regels die rechtstreekse werking hebben dan moet de rechtbank de strijdige plaatselijke regel buiten toepassing laten. [8] Het toetsen van een lagere plaatselijke regel aan een hogere regel noemt men “exceptieve toetsing”. De rechtbank stelt vast dat de plaatselijke verordening in dit concrete geval niet in strijd is met de Europese verordening. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. De te beschermen normen uit Verordening (EU) 1143/2014 strekken tot bescherming van de belangen van eiser. Invasieve exoten kunnen nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid en materiele schade veroorzaken. Eiser kan zich daarom in beginsel weliswaar beroepen op deze verordening [9] maar het college stelt zich terecht op het standpunt dat uit de verordening niet volgt dat een concrete plicht voor het college bestaat om in een stedelijke omgeving de aanwezige invasieve exoten te verwijderen. Het college heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze verplichting op grond van de verordening enkel bestaat voor invasieve exoten in de natuur en niet in een stedelijke omgeving. De verspreiding van hemelbomen in stedelijke omgeving is daarnaast volgens het college ook zeer beperkt en goed beheersbaar waardoor geen noodzaak tot verwijdering bestaat.
7.2.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van het college juist is. Het college is door de verordening niet verplicht om de gevraagde vergunning te verlenen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Zijn alle belangen van eiser voldoende (gemotiveerd) betrokken in de belangenafweging?
8. Eiser betoogt dat niet al zijn belangen op juiste wijze zijn betrokken in de door het college gemaakte belangenafweging. Het gaat dan om de volgende belangen volgens eiser. De hemelboom is een invasieve exoot met een enorme groeikracht. De overlast zal in de toekomst daarom toenemen. Het is niet mogelijk om de enorme groeikracht te beteugelen, omdat het snoeien van de wortels tot meer uitlopers leidt. Volgens eiser beschadigen de wortels van de hemelboom de bestrating en de fundering. De wortels stuwen de bestrating van de oprit omhoog. Hierdoor beschadigt de bestrating en past geen “normaal formaat auto” op de oprit. Daarnaast kan eiser door de beschadigde bestrating zijn auto niet in de garage parkeren. Het college heeft weliswaar een oplossing aangedragen voor deze overlast maar volgens eiser is deze oplossing niet uitvoerbaar en leidt tot meer overlast. De oplossing om de oprit te verleggen heeft een enorme impact omdat eiser dan een gemetselde muur moet slopen. Als eiser de oprit op die manier zou verleggen, dan kan eiser door de aanwezige straatverlichting de oprit niet eens inrijden. Het snoeien van de wortels leidt enkel tot meer uitlopers van de hemelboom.
De rechtbank zal hierna bespreken in hoeverre deze belangen van eiser voldoende gemotiveerd zijn betrokken in de belangenafweging van het college.
8.1.
De rechtbank overweegt dat de gemeentelijke groenbeheerder in het belangenafwegingsformulier bij de rubriek “
Aspecten van overlast van de boom” niets heeft ingevuld. Op pagina 8 van het belangenafwegingsformulier bij de aanvraag heeft de gemeentelijke groenbeheerder wel als nadere toelichting opgenomen dat eiser de beschadigde bestrating kan verhogen. Tijdens de bezwaarprocedure heeft het college geconstateerd dat het niet mogelijk is om de beschadigde bestrating te verhogen. Het college heeft daarom bij het nemen van het bestreden besluit alsnog aangenomen dat de beschadigde bestrating moet worden gekwalificeerd als “enige hinder”. Het college heeft hierin geen reden gezien om bij het bestreden besluit tot een andere afweging te komen. Het college erkent dat de beschadigde bestrating het parkeren op de oprit bemoeilijkt en het parkeren in de garage ook onmogelijk maakt, maar eiser kan het probleem met de oprit volgens het college oplossen door de ligging van de oprit te verleggen. Het college merkt daarbij verder op dat nooit een vergunning voor de oprit is verleend.
8.2.
Eiser heeft onderbouwd aangevoerd dat de oplossing van het college niet uitvoerbaar is en leidt tot meer overlast. Het verleggen van de oprit heeft een enorme impact omdat eiser dan een gemetselde muur moet slopen en het inrijden van de verlegde oprit niet mogelijk is in verband met de aanwezige straatverlichting. De rechtbank ziet niet dat het college in het bestreden besluit op deze argumenten is ingegaan. In zoverre kleeft daarom aan het in het bestreden besluit vervatte standpunt dat slechts sprake is van “enige hinder” een motiveringsgebrek. De rechtbank merkt daarbij ook op dat het niet relevant is of in het verre verleden voor de oprit geen vergunning zou zijn verleend. Voor de beoordeling van de overlast is van belang dat feitelijk al vele jaren sprake is van een uitrit.
Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet alleen wel aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
8.3.
Het college heeft de gebrekkige motivering ter zitting maar naar het oordeel van de rechtbank adequaat aangevuld door te stellen dat eiser de groeikracht van de boom mogelijk kan beteugelen. Eiser kan mogelijk de problemen met de bestrating oplossen door grote wortels onder de bestrating te snoeien. In dat geval hoeft eiser de oprit niet te verleggen om de overlast te verhelpen. Het college geeft daarbij terecht aan dat het op de weg van eiser ligt om een deskundige in te schakelen om te onderzoeken of het snoeien van de wortels niet tot instabiliteit van de boom zal leiden. De rechtbank wijst er op dat op eiser als (mede)eigenaar en beheerder de plicht rust om de hemelboom zodanig te onderhouden dat (meer) schade wordt voorkomen.
8.4.
Het college heeft op zitting ook aangegeven dat eiser al eerder in overweging is gegeven om een deskundige in te schakelen. Het college is bereid een nieuwe afweging te maken als een zodanig deskundigenonderzoek daartoe aanleiding geeft. Eiser herhaalde op zitting dat hij niet van plan is om zelf een deskundige in te schakelen voor een dergelijk onderzoek.
8.5.
Het college stelt verder terecht dat het ook op de weg van eiser ligt om door een deskundige te laten onderzoeken of het beheersen van de groei en verspreiding door uitlopers op een andere minder zwaarwegende manier kan worden bereikt dan het kappen van de hemelboom. De rechtbank overweegt daarbij dat het college erkent dat de hemelboom een invasieve soort met een enorme groeikracht is die voor overlast kan zorgen, maar dat de hemelboom volgens de gemeentelijke groenbeheerder zijn volwassen staat al heeft bereikt en sinds 2008 minimaal groeit. Als een hemelboom ouder dan tien jaar is, dan is de kans volgens de gemeentelijke groenbeheerders veel minder groot op ongewenste uitlopers. De rechtbank merkt daarbij op dat dat het college zich op het advies van een boomdeskundige, zoals de gemeentelijke groenbeheerder, mag baseren. [10] Eiser brengt tegen dit door hem betwiste oordeel van de gemeentelijke groenbeheerder geen eigen tegenrapport in van een deskundig te achten persoon of instantie.
8.6.
De rechtbank is verder met het college van oordeel dat eiser ook de gestelde schade aan de fundering niet heeft onderbouwd. Ook dat ligt op zijn weg. De rechtbank vindt dan ook dat het college de eventuele schade aan de fundering daarom niet heeft hoeven te betrekken in zijn belangenafweging.
8.7.
Met het oog op hetgeen is overwogen onder punt 8.3. tot en met 8.6. komt de rechtbank tot het oordeel dat het college met de aanvulling van de motivering adequaat de belangen van eiser heeft betrokken in de besluitvorming. Het college mocht de problemen met de bestrating daarom aanmerken als enige hinder. Eiser heeft namelijk niet door middel van een deskundigenonderzoek aannemelijk gemaakt dat de problemen met de bestrating niet kunnen worden opgelost door grote wortels onder de bestrating te snoeien. Wegens het ontbreken van onderzoekgegevens van eiser mocht het college er ook van uitgaan dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de enorme groeikracht van de boom niet meer te beteugelen is en dat andere schade heeft veroorzaakt (zoals aan de fundering). Ook is er voor het college geen reden om aan te nemen dat het beheersen van de verspreiding van de hemelboom niet op een andere minder zwaarwegende manier kan worden bereikt dan het kappen.
Is de uitkomst van het besluit onevenredig?
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het college op basis van de aanwezige gegevens over de wederzijdse belangen doorslaggevende betekenis mocht hechten aan het belang van het behoud van de hemelboom vanwege het beeldbepalend karakter en de goede toekomstverwachting. De rechtbank ziet geen aanleiding door hetgeen hiervoor is overwogen om te oordelen dat het college de belangen van eiser zwaarder zou hebben moeten laten wegen. De rechtbank is verder ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor het college een andere afweging had moeten maken.
Wordt eiser ongelijk behandeld?
10. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college in gelijke gevallen anders beslist. Eiser heeft zijn standpunt dat het college gelijke gevallen, ongelijk heeft behandeld niet onderbouwd. Op zitting is niet gebleken dat de 11 aangehaalde gevallen op relevante punten vergelijkbaar zijn met de situatie van eiser. De enige overeenkomst tussen de aanvraag van eiser en de aangehaalde gevallen is dat het de kap van een hemelboom betreft. Het college heeft bovendien op de zitting aangegeven dat geen beleid bestaat in Den Haag om hemelbomen als invasieve exoten te kappen. In alle 11 gevallen is een individuele afweging gemaakt om een omgevingsvergunning voor de kap te verlenen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond omdat het college het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit zal worden vernietigd maar het college heeft op de zitting alsnog een dragende motivering gegeven voor het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. Daarmee bedoelt de rechtbank dat het weigeren van de omgevingsvergunning in stand blijft. De rechtbank merkt nog nadrukkelijk op dat eiser een nieuwe aanvraag kan doen in het geval uit een door hem in te stellen deskundigenonderzoek zou blijken dat de onder punt 8.7. weergeven feiten en belangen anders blijken te liggen.
12. Het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden, omdat het college in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidbeginsel heeft gehandeld. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2022.
Griffier
de rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Bijzondere wet

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
[Red: vervallen,]
een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
1°. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of
2°. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het
wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht,
een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,
een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren,
houtopstand te vellen of te doen vellen,
(…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag

Artikel 2:82 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
bevoegd gezag: het gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
a. houtopstand: één of meer bomen, hakhout of een houtwal;
b. boom: een houtachtig overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld gerekend langs de stam, indien het bomen betreft op achtererven van woningen niet groter dan 50 vierkante meter en niet zichtbaar vanaf openbaar toegankelijk gebied, geldt een omtrek van de stam van minimaal 90 centimeter op 1,3 meter boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht of vanwege de plaatsing op de lijst met monumentale bomen worden als bomen ook aangemerkt, bomen met een omtrek van kleiner dan 30 centimeter respectievelijk 90 centimeter bij voornoemde achtererven niet groter dan 50 vierkante meter;
c. dunning: velling, die uitsluitend als een voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd indien deze houtopstand als bosperceel kan worden aangemerkt;
d. bosperceel: houtopstanden, die een zelfstandige eenheid vormen en zijn vastgelegd op de kaart “Buiten bebouwde kom Wet natuurbescherming Den Haag 2018”.
e. eigenaar: de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een beperkt zakelijk recht heeft op de houtopstand;
f. hakhout: één of meer bomen, die na geveld te zijn opnieuw op de stronk uitlopen;
g. herplantwaarde: monetaire waardering van houtopstand conform de meest recente richtlijnen van de Nederlandse vereniging van taxateurs van bomen;
h. bomenfonds: het tijdelijk fonds voor gelden ten behoeve van herplant van houtopstanden;
i. boomziekte: een biologische aantasting van bomen of andere houtopstand door bacteriën, schimmels, insecten of ander natuurlijke oorzaak;
j. Adviesraad: de Adviesraad Monumentale Bomen, bestaande uit vertegenwoordigers van de landelijke Bomenstichting, de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor ‘s-Gravenhage en omstreken en onafhankelijke boomdeskundigen;
k. monumentale houtopstand: houtopstand als bedoeld in artikel 2:85 van deze verordening;
l. kandelaberen: het terugsnoeien van een kroon met meer dan 50% tot eventueel een hoofdstam met takstompen;
m. vellen: kappen, rooien, met in begrip van verplanten, kandelaberen, het snoeien van meer dan 30% tot maximaal 50%, van het kroonvolume, alsmede het verrichten van handelingen zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
n. MOR: Ministeriële regeling omgevingsrecht.
Artikel 2:87 Kapverbod
1. Het is verboden een houtopstand zonder vergunning of, indien de houtopstand is vermeld op de lijst van monumentale bomen zonder ontheffing, van het bevoegd gezag te vellen of te doen vellen.
(…)
Artikel 2:88 Weigering vergunning/ontheffing
1. Het bevoegd gezag kan de vergunning of ontheffing, als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
  • natuur-, educatieve en milieuwaarden;
  • belevings- en gebruikswaarden.
2. De aanvrager van een vergunning wordt erop gewezen dat hij dient te voldoen aan de verplichtingen van het vigerende bestemmingsplan en de regelgeving gericht op natuurbescherming.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 2.2, eerste lid onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met Artikel 2.87, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.
2.Artikel 2.88, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1253.
4.Aldus de wethouder van Den Haag in de brief van 25 november 2015 aan de voorzitter van de Commissie Leefomgeving, https://denhaag.raadsinformatie.nl/modules/13/overige_bestuurlijke_stukken/101949.
5.Pagina 2 van de Toelichting belangenafwegingformulier kapaanvraag Den Haag, versie 17 maart 2015.
6.Bijlage 10 behorende bij artikel 3.30a van de Regeling natuurbescherming in samenhang met de Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.
7.Overweging 1 en 2 van de Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:590.
9.Artikel 8:69a van de Algemene Wet Bestuursrecht.
10.Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:126.