ECLI:NL:RBDHA:2022:9522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
AWB 21/6806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning medische behandeling wegens ontbrekende stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor medische behandeling, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat de eiser niet alle benodigde documenten binnen de gestelde termijn had overgelegd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze beslissing behandeld op 8 augustus 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door een andere gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De eiser had weliswaar enkele documenten overgelegd, maar niet alle gevraagde stukken waren tijdig ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de eiser voldoende gelegenheid had gegeven om de ontbrekende documenten aan te leveren, maar dat de eiser hier niet aan had voldaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris gebruik heeft kunnen maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen, en dat het BMA niet om advies gevraagd hoefde te worden.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6806

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Franka).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft eisers aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning voor het doel ‘medische behandeling’ buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet alle stukken binnen de gestelde termijn heeft overgelegd die nodig zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. [1] Verweerder heeft daarom ook niet aan het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd een medisch advies uit te brengen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij heeft de gevraagde stukken wel binnen de gestelde termijn overgelegd, namelijk bij schrijven van 5 augustus 2021 en 12 augustus 2021. Bovendien heeft hij voldoende stukken overgelegd om de aanvraag door te sturen naar de BMA-arts. In bezwaar heeft hij de stukken wederom overgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, en slot van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan een bestuursorgaan de discretionaire bevoegdheid om een aanvraag buiten behandeling te stellen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van een beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
3.1.
Uit het beleid [2] van verweerder blijkt dat verweerder de vreemdeling in ieder geval om aanvullende informatie of bewijsmiddelen vraagt als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn en dat verweerder de aanvraag buiten behandeling stelt of afwijst als de vreemdeling niet binnen de door verweerder gegeven termijn het verzuim heeft hersteld. Verder blijkt daaruit dat verweerder het BMA in ieder geval niet verzoekt om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld. [3]
3.2.
Uit het dossier blijkt niet dat eiser de door verweerder gevraagde en ontbrekende documenten [4] , ook na de geboden herstelverzuimmogelijkheid van 18 juni 2021 en 27 juli 2021 heeft overgelegd.
Zo is niet gebleken dat eiser de relevante medische gegevens van [A] en [B] heeft overgelegd. Dat eiser wel de toestemmingsverklaringen heeft overgelegd maakt dit niet anders, nu uit de herstelverzuimbrief voldoende blijkt dat naast deze verklaringen ook de relevante medische gegevens in antwoord op de vragen uit de bijgevoegde link beantwoord en overgelegd diende te worden. Daarnaast is de volledig ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring die niet ouder is dan 6 maanden van [B] pas voor het eerst in bezwaar overgelegd.
Nu eiser de door verweerder gevraagde en ontbrekende documenten [5] , ook na de geboden herstelverzuimmogelijkheden, niet heeft overgelegd, heeft verweerder van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik kunnen maken en de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Verder concludeert de rechtbank dat, gelet op het voorgaande, verweerder terecht het BMA niet om advies gevraagd.
3.3.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij niet verplicht was om in te gaan op de door eiser in bezwaar overgelegde toestemmingsverklaring van [B] , nu in de bezwaarfase geen verplichting meer bestaat om in te gaan op een hersteld gebrek in de aanvraag [6] . Dit stuk maakt het voorgaande daarom niet anders.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
(de griffier is verhinderd te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie paragraaf A3/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.Zie paragraaf A/7.2.6 van de Vc.
4.Zie paragraaf A3/7.2.4 van de Vc.
5.Zie paragraaf A3/7.2.4 van de Vc.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:459.