ECLI:NL:RBDHA:2022:9921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
09-111105-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met een terroristisch misdrijf en het doen van een valse bommelding

Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 22 april 2021 in Leiden bedreigingen heeft geuit via WhatsApp. De verdachte heeft onder andere gezegd dat hij 'bloed wil ruiken' en dat hij 'blanken' wil doden. Deze bedreigingen zijn gedaan tegen zijn bewindvoerder en hebben geleid tot een grote maatschappelijke impact, waaronder de ontruiming van een hotel en omliggende gebieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met een terroristisch misdrijf, evenals het doen van een valse bommelding. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de berichten heeft verstuurd en de rechtbank heeft geoordeeld dat de inhoud van de berichten voldoende was om bij de bewindvoerder de vrees te doen ontstaan dat de bedreigingen serieus genomen moesten worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting bij een zorginstelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid om hulp te accepteren en zijn positieve ontwikkelingen sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/111105-21
Datum uitspraak: 29 september 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 [plaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 september 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, namens mr. L. Rijsdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 22 april 2021, te Leiden, althans in Nederland, één of meer personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling en/of met een terroristisch misdrijf, door (ten overstaan van zijn bewindvoerder, via Whatsapp) onder meer te zeggen:
- ‘Nee vriend ik wil dood’ en/of
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Allah genez de blanken (…) Ga eerste paar meenemen (…) Wil niet praten wil bloed ruiken (…) Van die kut blanken’ en/of
- Je mag me azngeven slaap in mayflower hotel ik neem eerste leven mee’ en/of
- ‘Sorry heb te veel al gepraat ik wil bloed’ en/of
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Gaat me niet mijn niet me werk uit de weg wil blanken dodden geeft het door ik geef me niet leven door’ en/of
- ‘Heb genoeg hier om de heel boel te ontplofen doe je werk thnx’ en/of
- ‘Ik ben bereid om ?ood te gaan (…) ik neem wat leven mee (…) sorry hafid ik moet dodden’,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 april 2021, te Leiden, althans in Nederland, heeft geprobeerd één of meer personen te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling en/of met een terroristisch misdrijf door (ten overstaan van zijn bewindvoerder, via Whatsapp) onder meer te zeggen:
- ‘Nee vriend ik wil dood’ en/of
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Allah genez de blanken (…) Ga eerste paar meenemen (…) Wil niet praten wil bloed ruiken (…) Van die kut blanken’ en/of
- Je mag me azngeven slaap in mayflower hotel ik neem eerste leven mee’ en/of
- ‘Sorry heb te veel al gepraat ik wil bloed’ en/of
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Gaat me niet mijn niet me werk uit de weg wil blanken dodden geeft het door ik geef me niet leven door’ en/of
- ‘Heb genoeg hier om de heel boel te ontplofen doe je werk thnx’ en/of
- ‘Ik ben bereid om ?ood te gaan (…) ik neem wat leven mee (…) sorry hafid ik moet dodden’,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij, op of omstreeks 22 april 2021, te Leiden, althans in Nederland, gegevens te weten: ‘Wil niet praten wil bloed ruiken (…) van die kut blanken’ en/of ‘Nee vriend ik wil dood’ en/of ‘Ik loop buiten rixhting fe polmolen’ en/of ‘Heb genoeg hier om de heel boel te ontplofen’, heeft doorgegeven, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch (via Whatsapp) doorgegeven aan zijn bewindvoerder.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen feit 1 primair en 2
De rechtbank zal voor de feiten 1 primair en 2 met een opgave van bewijsmiddelen volstaan. De verdachte heeft bekend dat hij de WhatsApp-berichten heeft verstuurd die in de tenlastelegging van deze feiten staan vermeld en heeft daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- 2021113597 , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 76 en nog drie ongenummerde pagina’s). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 september 2022 voor
zover inhoudende dat hij op 22 april 2022 de WhatsApp-berichten heeft verstuurd die in de
tenlastelegging van feiten 1 primair en 2 staan vermeld;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 april 2021 (p. 5 en 6);
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 22 april 2021
(p. 12 t/m 18).
3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
De verdachte wordt een of meerdere varianten van bedreiging verweten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) en bedreiging met een terroristisch misdrijf (artikel 285, derde lid, Sr). Dit vanwege de inhoud van een aantal WhatsApp-berichten die hij op 22 april 2021 naar zijn toenmalige bewindvoerder heeft gestuurd.
Om tot een bewezenverklaring van laatstgenoemde bedreigingsvariant te kunnen komen is vereist dat de verdachte heeft gedreigd met één van de in artikel 83 Sr genoemde terroristische misdrijven, maar daarvoor is niet vereist dat hij met een terroristisch oogmerk heeft gehandeld (vgl ECLI:NL:HR:2019:1980). Wel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan (a) dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (b) dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Ten slotte is hiervoor vereist dat tenminste het voorwaardelijke opzet van de verdachte erop was gericht deze vrees te laten ontstaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de in feit 1 primair vermelde WhatsApp-berichten op 22 april 2021 naar zijn toenmalige bewindvoerder heeft gestuurd.
De rechtbank is gezien de door verdachte onder andere gebruikte bewoordingen als “ik moet dodden (de rechtbank begrijpt: ik moet doden)” en “wil niet praten, wil bloed ruiken” van oordeel dat sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat met de door de verdachte gebruikte bewoordingen ook sprake is van bedreiging met een terroristisch misdrijf. Terwijl de verdachte zich in een hotelkamer in het drukke centrum van Leiden bevond heeft hij in appjes naar zijn toenmalige bewindvoerder onder andere ook geschreven dat hij een bepaalde bevolkingsgroep, “blanken”, wil doden, bloed wil zien, genoeg heeft om heel te boel te (laten) ontploffen en bereid is om dood te gaan. In een tijd waarin terroristische aanslagen worden gepleegd kon met deze berichten naar het oordeel van de rechtbank bij de bedreigde(n) in redelijkheid de vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee de verdachte heeft gedreigd een terroristisch misdrijf betrof en dat dit misdrijf ook door hem zou worden uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met het gedurende enkele uren sturen van deze appjes bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze berichten verder zouden komen dan zijn bewindvoerder en dat dus ook anderen kennis kregen van deze berichten en zij zich daardoor bedreigd voelden. In de contacten tussen de verdachte en de bewindvoerder is namelijk het inschakelen van de politie zelfs besproken. Dat de dreiging verder is gekomen en gevolgen heeft gehad blijkt ook uit het feit dat het hotel waar de verdachte zich bevond en het aangrenzende gebied, waaronder de Beestenmarkt, zijn ontruimd. Dat de verdachte wanhopig was en naar eigen zeggen te veel alcohol had gedronken waardoor hij niet goed wist wat hij deed, zijn omstandigheden die aan de verdachte te wijten zijn en die niet maken dat voorwaardelijk opzet niet kan worden aangenomen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met een terroristisch misdrijf heeft begaan.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, op 22 april 2021, te Leiden, één of meer personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met een terroristisch misdrijf, door ten overstaan van zijn bewindvoerder, via Whats
App onder meer te zeggen:
- ‘Nee vriend ik wil dood’ en
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Allah genez de blanken (…) Ga eerste paar meenemen (…) Wil niet praten wil bloed ruiken (…) Van die kut blanken’ en
- Je mag me azngeven slaap in mayflower hotel ik neem eerste leven mee’ en
- ‘Sorry heb te veel al gepraat ik wil bloed’ en
- ‘Laat maar ajb ik neem wat blanken mee (…) Buiten ik zoek op blanken (…) Gaat me niet mijn niet me werk uit de weg wil blanken dodden geeft het door ik geef me niet leven door’ en
- ‘Heb genoeg hier om de heel boel te ontplofen doe je werk thnx’ en
- ‘Ik ben bereid om ?ood te gaan (…) ik neem wat leven mee (…) sorry hafid ik moet dodden’;
2
hij, op 22 april 2021, te Leiden, gegevens te weten: ‘Wil niet praten wil bloed ruiken (…) van die kut blanken’ en ‘Nee vriend ik wil dood’ en ‘Ik loop buiten rixhting fe polmolen’ en ‘Heb genoeg hier om de heel boel te ontplofen’, heeft doorgegeven, met het oogmerk anderen ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemde gegevens telefonisch via Whats
App doorgegeven aan zijn bewindvoerder.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke zorginstelling.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat de verdachte beseft dat hij fout bezig is geweest, dat hij bezig is om zijn leven te beteren, dat hij inmiddels een woning en een inkomen heeft, dat de reclassering de recidivekans op nihil inschat en dat hij hard aan het werk is en daardoor een doel in zijn leven heeft.
De raadsvrouw heeft daarnaast opgemerkt dat de verdachte bereid is de bijzondere voorwaarden na te leven, ook als deze voorwaarden in een verplicht kader aan hem zullen worden opgelegd.
Zij heeft zich ten slotte aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met een terroristisch misdrijf en het doen van een valse bommelding door een aantal WhatsApp-berichten met een zeer dreigende inhoud naar zijn bewindvoerder te sturen. Zijn bewindvoerder nam de appjes logischerwijs uiterst serieus en zocht naar aanleiding van deze appjes contact met de politie. In het feit dat de verdachte onder meer dreigde om heel de boel te laten ontploffen, zag de politie vervolgens aanleiding om het hotel te ontruimen waarin de verdachte zich ten tijde van het versturen van eerdergenoemde berichten bevond, meerdere nabijgelegen winkels te ontruimen en om twee straten in het centrum van Leiden af te sluiten voor het publiek. Ook het openbaar vervoer werd hierdoor gehinderd. De berichten van de verdachte hebben derhalve een grote maatschappelijke impact gehad en dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. De rechtbank zal als verzachtende omstandigheid meewegen dat er in het dossier geen, althans onvoldoende, aanwijzingen zijn dat de verdachte met een terroristisch motief heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat de verdachte op de bewuste avond niet in staat is geweest om de door hem geuite bedreigingen ten uitvoer te brengen, nu bij zijn aanhouding geen explosieven of andere wapens zijn aangetroffen.
Adviezen
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het Pro Justitia rapportage welke over de verdachte is opgesteld op 23 november 2021 door GZ-psycholoog [naam 1] en het reclasseringsadvies dat over hem is opgesteld op 26 augustus 2022 door [deskundige] .
Uit de eerstgenoemde psychologische rapportage blijkt dat geen verband kon worden vastgesteld tussen eventuele psychiatrische stoornissen bij de verdachte en de tenlastegelegde feiten en dat geen advies kon worden gegeven over de mate van toerekeningsvatbaarheid, vanwege de beperkte medewerking van de verdachte aan het psychologische onderzoek. De psycholoog die de verdachte heeft onderzocht heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte een ideologie aanhangt die gewelddadig extremisme ondersteunt en faciliteert.
Uit eerdergenoemd reclasseringsadvies en de toelichting die reclasseringswerker [deskundige] ter terechtzitting op dit advies heeft gegeven, blijkt dat er veel positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in het leven van de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Volgens [deskundige] is de situatie van de verdachte op alle gebieden sindsdien stabieler en heeft zijn veranderwens ervoor gezorgd dat hij zijn schouders eronder heeft gezet om zijn leven te beteren en dat hij hulpverlening heeft aanvaard. Zij schat de recidivekans in op nihil.
Ter terechtzitting heeft [deskundige] toegelicht dat zij achter het reclasseringsadvies staat, dat inhoudt om aan de verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting bij De Waag op te leggen, alhoewel zij de indruk heeft dat de verdachte ook zonder dit verplichte kader bereid is om zich bij De Waag te laten behandelen. Wel kan een verplicht reclasseringstoezicht en contact met de behandelaar bij De Waag dienen als back-up.
Strafblad
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 22 augustus 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens bedreiging en mishandeling en dat aldus sprake is van recidive. Ook houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De straf
Gelet op de hiervoor beschreven grote maatschappelijke impact die de WhatsApp-berichten van de verdachte hebben gehad, namelijk dat het centrum van Leiden door zijn handelen was ontwricht, waarvoor de rechtbank de verdachte volledig verantwoordelijk houdt, en omdat sprake is van recidive, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat alleen een gevangenisstraf in dit geval een passende sanctie is. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk aan de verdachte opleggen zodat hij niet meer terug hoeft te keren naar de gevangenis en het positieve pad dat door hem is ingezet niet zal worden doorkruist. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal zij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke zorginstelling.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezenverklaarde gedragingen leveren immers een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 55, 63, 142a en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feiten 1 primair en 2:
de eendaadse samenloop van
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met een terroristisch misdrijf
en
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
76 (zesenzeventig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
60 (zestig) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd:
- meldt bij GGZ Reclassering Fivoor , adres: Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. B. Martinez-Hammer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2022.