ECLI:NL:RBDHA:2023:10040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL22.8457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die vreesde voor vervolging in Gambia na de moord op zijn oom, zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen overlijdensakte van zijn oom kon overleggen en tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de mishandeling door zijn oom. Bovendien was er twijfel over de echtheid van een opsporingsbevel dat door de eiser was overgelegd.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afwezigheid van een registertolk tijdens het nader gehoor niet heeft geleid tot een schending van de rechten van de eiser, omdat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom een niet-registertolk was ingezet. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van de eiser terecht als ongegrond was afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 juli 2023, en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8457
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B.J. Kane. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn vader in 2008 is komen te overlijden. Hij had een compound en eisers oom wilde dat zich toe-eigenen. Na het overlijden van eisers vader werd eiser erfgenaam van de compound. De oom heeft eiser meerdere malen bedreigd en mishandeld want hij wilde de compound hebben. Eiser heeft op 13 november 2013 zijn oom met messteken om het leven gebracht. Hij is diezelfde dag vertrokken uit Gambia. Eiser vreest bij terugkeer om opgepakt te worden door de politie en mogelijk levenslang in de gevangenis te belanden of te worden vermoord door de kinderen van zijn oom.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. Identiteit, nationaliteit, etniciteit en herkomst;
5. Problemen met en moord op oom [A] .
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en het tweede element ongeloofwaardig.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond omdat eiser zijn aanvraag niet met stukken heeft onderbouwd terwijl dit wel mogelijk was. Ook heeft eiser tegenstijdig verklaard. Eiser heeft geen overlijdensakte van zijn oom overgelegd en aan de verklaring van een arts, waarin eiser als dader van een moord wordt aangewezen, wordt getwijfeld omdat de forensische deskundigheid van de arts niet nader is onderbouwd. Eiser heeft ook geen documenten overgelegd die zijn aanspraken op de betreffende compound kunnen aantonen, en niet is gebleken dat hij daartoe inspanningen heeft verricht. Hij heeft tegenstrijdig verklaard over de gevolgen van de gestelde mishandeling door zijn oom en over hoe vaak en wanneer hij met de eigendomspapieren naar de politie is geweest. Verweerder heeft het ook ongeloofwaardig bevonden dat hij geen directe aanleiding heeft genoemd voor de gestelde moord, nu hij daarvóór al vijf jaar problemen met de betreffende oom heeft gehad en hierin geen aanleiding heeft gezien om de rechtbank ter plaatse in te schakelen.
5. Eiser voert aan dat verweerder tijdens het nader gehoor geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk en dit niet heeft gemotiveerd. Dat eiser aan het eind van het gehoor heeft verklaard tevreden te zijn geweest over de tolk doet daar niets aan af omdat hij op dat moment niet kon beoordelen hoe zijn verklaringen zijn vertaald en vastgelegd.
6. Verweerder heeft in het voornemen vermeld dat tijdens het nader gehoor op 11 november 2021 is aangegeven dat er voor dit gehoor geen geschikte registertolken beschikbaar waren en dat daarom is besloten om een niet-registertolk in te zetten. Omdat eiser zich ten zijde van het nader gehoor nog in de AA-procedure bevond, was er sprake van spoed.
7. Hoewel verweerder niet in het verslag van het nader gehoor van 11 november 2021 heeft opgenomen waarom er geen gebruik is gemaakt van een registertolk Mandinka, is de rechtbank van oordeel dat van een schending van het bepaalde in artikel 28, derde en vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers geen sprake is. Verweerder heeft in het voornemen voldoende gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van een registertolk, en dat er sprake was van de nodige spoed, gelet op de AA-procedure die op dat moment nog liep. Eiser heeft niet bestreden dat hij ten tijde van het nader gehoor nog niet in de verlengde procedure was opgenomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de correcties en aanvullingen op het verslag van nader gehoor niet kenbaar in de besluitvorming zijn betrokken.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen en in het bestreden besluit op verschillende plaatsen ingaat op de correcties en aanvullingeni. Nu eiser deze grond niet nader heeft gespecificeerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van eiser te volgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder met het nemen van een besluit had moeten wachten tot de resultaten van het echtheidsonderzoek bekend zouden zijn geworden. Hij heeft niet eerder aanleiding gezien om de originele documenten op te vragen omdat tijdens de eerder gevoerde Dublinprocedure die niet relevant werden geacht. De aanwijzing door een arts van eiser als dader van de moord is vast door de politie geverifieerd en in het opsporingsbevel opgenomen. Verweerder kan daarom niet volhouden dat dit document niet aantoont dat hij daadwerkelijk wordt gezocht door de Gambiaanse autoriteiten. Eiser stelt zich niet te kunnen wenden tot de vrouw en/of kinderen van de overleden oom om in het bezit van een overlijdensakte te komen. Hij heeft dus wel aannemelijk gemaakt dat hij zijn oom heeft vermoord en dat deze oom daadwerkelijk is overleden. Bij de nadere gronden van 13 mei 2023 zijn foto's van een kopie van de eigendomsakte en van een overlijdenscertificaat van zijn oom overgelegd.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder een onderzoek heeft laten instellen naar de echtheid van het door eiser overgelegde opsporingsbevel. In een verklaring van onderzoek van 21 november 2022 is vermeld dat dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Eiser heeft tegen dit onderzoek, voor zover de conclusie hiervan is overgenomen in het bestreden besluit, geen gronden gericht. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat, als verweerder zou hebben gewacht op de resultaten van het echtheidsonderzoek, dit niet tot een ander besluit zou hebben geleid. Daarbij komt nog dat eiser op 29 april 2020 ervan op de hoogte is gesteld dat zijn asielaanvraag verder wordt behandeld in de nationale procedure, en hij daarna ruim in de gelegenheid is geweest om in het bezit te raken van door hem relevant geachte originele documenten. Naar het oordeel van de rechtbank hoeven de eerst op 13 mei 2023 ingebrachte foto’s van de overlijdensakte van de oom en van de eigendomsakte van de compound verweerder ook geen aanleiding te geven om het relaas van eiser alsnog geloofwaardig te achten. Aan deze documenten heeft verweerder, gelet op de omstandigheid dat het geen originelen of kopieën van de betreffende documenten zijn maar foto’s, niet de waarde hoeven te hechten die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. De conclusie is dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Wat eiser in beroep verder nog heeft aangevoerd kan aan dit oordeel niet afdoen, zodat de rechtbank dit onbesproken laat. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de beroepsgrond over de detentieomstandigheden in Gambia.
13. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier..
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
i Zie voornemen, pag. 2, en besluit, pagina’s 3, 4, 5, 6, 7, 8.