ECLI:NL:RBDHA:2023:10049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser op grond van biseksuele gerichtheid en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, die in 1982 geboren is en van 2006 tot 2012 rechtmatig verblijf in Nederland had, heeft in zijn asielaanvraag aangevoerd dat hij in 2009 is bekeerd tot het christendom en dat hij biseksueel is. Hij stelt dat hij bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege zijn geloof en seksuele geaardheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar oordeelt dat de biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is. De rechtbank wijst erop dat Tunesië als veilig land van herkomst is aangewezen, wat betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen bescherming nodig hebben. De eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in zijn individuele geval niet veilig kan terugkeren naar Tunesië. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij niet kan terugkeren en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag terecht is.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser over zijn bekering en biseksualiteit beoordeeld, maar oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.13765
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL23.13766 op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1982. Eiser had van 2006 tot en met 2012 rechtmatig verblijf in Nederland op grond van een verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘verblijf bij partner’. Op 14 april 2023 heeft eiser asiel aangevraagd. In de tussenperiode verbleef eiser onrechtmatig in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2009 is bekeerd tot het christendom en daardoor een reëel risico op ernstige schade loopt bij een terugkeer naar Tunesië. Verder verklaart eiser dat hij biseksueel is en daarom niet terug kan keren naar Tunesië.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Bekering tot het christendom;
  • Biseksuele geaardheid.
4. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst en eisers bekering tot het christendom geloofwaardig. Verweerder acht eisers biseksuele geaardheid ongeloofwaardig. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond 1, omdat eiser uit een veilig land van herkomst komt: Tunesië. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt of dat eiser geen bescherming kan inroepen van de Tunesische autoriteiten. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Standpunt van eiser
5. Eiser persisteert bij hetgeen in de voorfase is gesteld en vermeld. Eiser voert ten aanzien van zijn bekering in essentie aan dat verweerder ten onrechte stelt dat Tunesië een veilig land van herkomst is, zowel voor hem persoonlijk als voor hem als christen. Verweerder hanteert een onjuist criterium door in zijn oordeel te betrekken dat eiser zich niet heel openlijk uit over zijn bekering. Eiser voert ten aanzien van zijn biseksuele gerichtheid aan dat verweerder ten onrechte hem hierin niet volgt. Eiser heeft zijn
persoonlijk en authentieke verhaal verteld en zijn verklaringen zijn niet summier. Eiser heeft ook niet tegenstrijdig verklaard over het internetcafé. Ter onderbouwing van zijn gronden wijst eiser op twee stukken van Vluchtelingenwerk Nederland, die hij met zijn zienswijze heeft overgelegd.

Oordeel van de rechtbank

6. Uit artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) volgt dat het op de weg van eiser ligt om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Uit artikel 31, vierde lid, van de Vw volgt verder dat verweerder in zijn beoordeling rekening moet houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eiser, waartoe factoren behoren als eisers achtergrond, geslacht en leeftijd.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder Tunesië heeft aangewezen als veilig land van herkomst. Een aanwijzing van een land als veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit – in dit geval Tunesië – geen bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn individuele geval toch niet veilig is. Hierbij geldt een hoge drempel.2
8. Verweerder heeft de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst gebaseerd op de herbeoordelingen van 11 juni 2018, 30 september 2020 en 6 mei 2021 3. Het algemeen rechtsvermoeden dat Tunesië een veilig land van herkomst is, geldt niet voor iedereen afkomstig uit Tunesië. Verweerder heeft meerdere categorieën uitgezonderd: LHBTI-personen en personen die aannemelijk kunnen maken dat zij een zogenoemde S17-
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.
3 Kamerstukken II 2020-2021, 19 637, nr. 2726 van 6 mei 2021 en de daarbij behorende bijlage.
maatregel op hun naam hebben staan. Verweerder heeft op 20 december 2021 4 ook journalisten, activisten en politieke opponenten die kritiek uiten op de president en/of regering uitgezonderd naar aanleiding van het kort thematisch ambtsbericht.
Hetgeen gesteld en vermeld in de voorfase
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door hem is aangevoerd onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens hem onjuist of onvolledig is en waarom. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de standpunten uit de zienswijze van eiser. Eiser moet specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het besluit niet juist is op die punten. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de bespreking van de verdere gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Biseksuele gerichtheid – geloofwaardigheidsbeoordeling
10. Verweerder beoordeelt de geloofwaardigheid van de gestelde biseksuele Gerichtheid aan de hand van Werkinstructie 2019/17 (hierna: WI). Hierin staat dat aan de hand van verschillende thema’s (privéleven, huidige en voorgaande relaties, contact met LHBTI-personen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie, discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst) wordt beoordeeld of van de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid kan worden uitgegaan. Verweerder moet deze thema’s in samenhang beoordelen. Volgens de WI ligt in het algemeen het zwaartepunt op de antwoorden van de vreemdeling op vragen over de eigen ervaringen van de vreemdeling met betrekking tot de seksuele gerichtheid, wat dit voor hem/haar en de omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti-zijn als maatschappelijk onacceptabel geldt of strafbaar is gesteld.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het opzoeken van informatie over biseksualiteit in een internetcafé in Tunesië. Eiser verklaart eerst dat hij ‘langzaam en stiekem informatie begon te verkrijgen terwijl dan niet mocht. Er was een internetcafé. En daarna, toen de vragensteller teruggreep op dit antwoord, en hem vroeg of hij hier onderzoek had gedaan, verklaart eiser dat hij daar geen onderzoek durfde te doen omdat iedereen je scherm kan zien. De rechtbank wijst naar pagina’s 10 en 13 van het nader gehoor van 2 mei 2023.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn
gestelde biseksuele gerichtheid. Eiser heeft bijvoorbeeld weinig kennis van de situatie van LHBTI-personen in Tunesië en Nederland en heeft weinig verklaard over zijn gestelde partners in Nederland. Niet ten onrechte werpt verweerder hem dit tegen. Verweerder mag verder van eiser verwachten dat hij meer kan verklaren over zijn gevoelens toen hij besefte dat hij biseksueel is. Eiser verklaart enkel dat hij ‘erg ongerust’ was en dacht dat hij een ziekte had. Wat betreft de gestelde relatie met [A] heeft verweerder niet ten onrechte zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser summier en oppervlakkig zijn. Dat eiser in die periode druk bezig was met zijn werk is onvoldoende reden voor de
4 Kamerstukken II 2021-2022, 19 637 nr. 2811 van 20 december 2021.
oppervlakkige verklaringen over [A] , want volgens eiser was sprake van een eerste liefdesrelatie in Nederland, van ongeveer twee jaar, en ‘was het niet niks’.5 Dat verweerder volgens eiser onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn culturele achtergrond niet meer over zijn gerichtheid heeft kunnen verklaren en acht daarbij relevant dat eiser sinds zijn vertrek uit Tuniesië al lang in Nederland verblijft. Tot slot is tussen partijen niet in geschil dat Tunesië voor LHBTI-personen geen veilig land van herkomst is. In zoverre is het ingebrachte stuk van Vluchtelingenwerk Nederland over de positie van LHBTI-personen in Tunesië dus niet relevant.
Bekering tot het christendom – zwaarwegendheid
13. De rechtbank stelt vast dat ter zitting is gebleken dat niet tussen partijen in
geschil is dat Tunesië in zijn algemeenheid een veilig land van herkomst is voor christenen. Ter zitting is verder gebleken dat eiser stelt dat hij bij terugkeer vanwege zijn christelijk geloof niet zal meedoen aan de Ramadan en andere Islamitische geloofsuitingen en dat hij dáárom door anderen zou kunnen worden gezien als afvallige. In dit kader kan eiser vervolgens mogelijk worden gezien als openlijk ontkenner van het islamitische geloof. Als potentieel openlijk ontkenner van het geloof kan eiser vervolgens mogelijk worden gezien als iemand die moslims wil bekeren. Uit de in de zienswijze ingebrachte informatie van Vluchtelingenwerk Nederland volgt volgens eiser dat personen die moslims willen bekeren in Tunesië een risico op strafvervolging lopen.6 En dus loopt specifiek eiser bij terugkeer naar Tunesië een risico te worden vervolgd in strijd met artikel 3 van het EVRM.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan terugkeren naar Tunesië omdat het land voor hem persoonlijk als christen geen veilig land van herkomst is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging van de Tunesische autoriteiten omdat hij door het niet meedoen aan Islamitische geloofsuitingen mogelijk als afvallige kan worden gezien, waardoor hij mogelijk als openlijk ontkenner van het islamitische geloof wordt gezien, waardoor hij mogelijk als bekeerder van moslims wordt gezien. Omdat het algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen internationale bescherming nodig hebben ligt de bewijslast bij eiser.7 De twee bronnen waar eiser specifiek naar verwijst zijn opgesteld in 2015 en 2019. De meest recente herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst komt uit 2021 en heeft er niet toe geleid dat christenen als uitzonderingsgroep zijn aangemerkt. Verweerder stelt terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt of dat eiser geen bescherming kan inroepen van de Tunesische autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
5 Zie pagina 17 van het nader gehoor van 2 mei 2023.
6 Eiser wijst specifiek op het rapport van de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties voor religieuze vrijheid van 3 oktober 2019 en Noorse Landinformatie van 27 april 2015 op p. 5 en 6 respectievelijk van het rapport van Vluchtelingenwerk Nederland van 3 mei 2023, overgelegd middels eisers zienswijze.
7 Zie overweging 7.
15. Verweerder heeft niet ten onrechte de biseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig geacht. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juni 2023
Mr. M. Eversteijn L.L. Hol
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: