In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 januari 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend op 5 februari 2022, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 12 december 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om verweerder een termijn van zestien weken te geven om alsnog een besluit te nemen, waarbij de eerste acht weken na de uitspraak moeten worden gebruikt voor een eerste gehoor. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen, inclusief de mogelijkheid van het opleggen van dwangsommen. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht.