In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had haar aanvraag op 29 december 2021 ingediend, en verweerder had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 14 december 2022 in gebreke gesteld, maar pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Dit is gedaan om zowel het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn als het belang van verweerder bij zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 15 februari 2023.