ECLI:NL:RBDHA:2023:10238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en oplegging inreisverbod voor vreemdeling met strafrechtelijke veroordelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel 'humanitair niet tijdelijk'. De eiser, van Guinese nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning in Nederland, maar deze was ingetrokken vanwege verplaatsing van zijn hoofdverblijf. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen en een inreisverbod van tien jaar opgelegd, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij meerdere keren was veroordeeld voor strafbare feiten. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn gedrag geen ernstige bedreiging vormt voor de samenleving en dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het tijdsverloop van de gepleegde strafbare feiten en niet alle relevante gegevens heeft betrokken in zijn beoordeling. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser in de bezwaarfase had moeten worden gehoord, gezien de ernst van de situatie en de belangen die op het spel staan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 1.674,-.