ECLI:NL:RBDHA:2023:10238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
NL21.18868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en oplegging inreisverbod voor vreemdeling met strafrechtelijke veroordelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel 'humanitair niet tijdelijk'. De eiser, van Guinese nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning in Nederland, maar deze was ingetrokken vanwege verplaatsing van zijn hoofdverblijf. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen en een inreisverbod van tien jaar opgelegd, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij meerdere keren was veroordeeld voor strafbare feiten. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn gedrag geen ernstige bedreiging vormt voor de samenleving en dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het tijdsverloop van de gepleegde strafbare feiten en niet alle relevante gegevens heeft betrokken in zijn beoordeling. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser in de bezwaarfase had moeten worden gehoord, gezien de ernst van de situatie en de belangen die op het spel staan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18868

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Metselaar).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel ‘humanitair niet tijdelijk’ afgewezen en aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar.
In het besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verweerder overweegt dat eiser niet is vrijgesteld van het mvv-vereiste. Hij heeft weliswaar eerder een verblijfsvergunning gehad in Nederland maar deze is bij besluit van 4 november 2016 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 10 september 2013 vanwege verplaatsing van het hoofdverblijf. Eiser wordt ook niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van het arrest Chavez-Vilchez of op grond van artikel 8 van het EVRM. De kinderen van eiser hebben namelijk niet de Nederlandse nationaliteit en ook zorgt hij niet daadwerkelijk voor hen. Volgens verweerder heeft eiser ook niet aangetoond dat er sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM met de kinderen. Wel heeft eiser privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft een belangenafweging verricht. Wat voor verweerder hierbij het zwaarst weegt en van doorslaggevend belang is, is het feit dat eiser meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Volgens verweerder weegt het belang van de Nederlandse overheid zwaarder dan het belang van eiser om zijn privéleven in Nederland te kunnen voortzetten. In de medische situatie van eiser ziet verweerder evenmin aanleiding om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Wat eiser heeft aangevoerd is voor verweerder ook onvoldoende om hem op grond van de hardheidsclausule vrij te stellen van het mvv-vereiste. Eiser komt evenmin in aanmerking voor ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning of uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd. Gelet op de aard en ernst van de delicten waarvoor hij is veroordeeld, zowel geweldsdelicten als overtredingen van de Opiumwet, het feit dat eiser pas vrij recent in vrijheid is gesteld in België en hij zijn veroordelingen bagatelliseert, vormt eisers gedrag volgens verweerder een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast.
3. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers gedrag een ernstige en actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Ook bestrijdt hij dat hij de strafbare feiten bagatelliseert.
3.1
In de uitspraak van 20 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3579, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uit het arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 2015 in de zaak Z.Zh. en I.O. (ECLI:EU:C:2015:377) afgeleid dat de staatssecretaris bij zijn beoordeling of sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, alle feitelijke en juridische gegevens moet betrekken die zien op de situatie van een vreemdeling in relatie met het door hem gepleegde strafbare feit, zoals onder meer de aard en ernst van dat strafbare feit en het tijdsverloop sinds het plegen daarvan. De staatssecretaris moet het resultaat van dit onderzoek laten blijken uit de motivering van een besluit.
3.2
De rechtbank overweegt dat verweerder terecht in zijn beoordeling heeft betrokken dat eiser strafbare feiten heeft gepleegd waarvoor hij is veroordeeld door de strafrechter. De feiten waarvoor hij in België is veroordeeld zijn in de jaren 2012-2013 gepleegd en de feiten waarvoor hij in Nederland is veroordeeld zijn van nog langer geleden. Niet is gebleken dat verweerder dit tijdsverloop sinds de strafbare feiten kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken. Daarnaast baseert verweerder zijn beoordeling uitsluitend op gegevens uit een op eiser betrekking hebbend uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie van 22 december 2020, een ‘Attest van gevangenschap-vrijstelling’, afgegeven door de P.I. Wortel en een uittreksel uit het European Criminal Records Information System van 5 oktober 2020. Hiermee heeft verweerder echter nog niet alle feitelijke en juridische gegevens betrokken die zien op de situatie van eiser in relatie met het de door hem gepleegde strafbare feiten, als bedoeld in het arrest Z.Zh. en I.O. Niet is gebleken dat verweerder informatie uit vonnissen van de Nederlandse en Belgische strafrechter in aanmerking heeft genomen. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld heeft hij geen arrest van de Belgische rechter, maar een attest van de P.I. Wortel bij zijn besluitvorming betrokken. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
4. Eiser voert verder aan dat hij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord.
4.1
Om te bepalen of alle kenbare belangen door verweerder betrokken zijn bij de voorbereiding van het bestreden besluit vormt de hoorplicht een cruciaal onderdeel van de bezwaarfase. In haar uitspraak van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918) heeft de Afdeling beoordeeld of de manier waarop verweerder de hoorplicht in bezwaar toepast in vreemdelingenzaken in overeenstemming is met de artikelen 7:2 en 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens de Afdeling is die werkwijze daarmee in algemene zin in overeenstemming. In deze beoordeling wordt ook de toepasselijke Werkinstructie 2019/16 (WI) betrokken, waarin is uiteengezet hoe verweerder de hoorplicht toepast. Uit de WI volgt dat de belanghebbende ‘in de regel’ wordt gehoord, dat de uitzonderingsgronden op de hoorplicht terughoudend moeten worden toegepast en dat verweerder in een twijfelgeval er goed aan doet om te horen. Ook ligt horen volgens de WI in de rede als er beslissingsruimte is, de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en sprake is van een besluit waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. Daaronder vallen onder meer zaken waarin artikel 8 van het EVRM een rol speelt en zaken waarin het verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, zoals bij het intrekken van een verleende vergunning en bij het afwijzen van een aanvraag om een vergunning te verlengen. Ook in de situatie dat het feitencomplex compleet is en dat het voor verweerder duidelijk is dat het bezwaar niet tot een ander oordeel kan leiden, kan niet zonder meer worden afgezien van horen in bezwaar. Ook in zo’n geval kan een hoorzitting het in de WI genoemde doel dienen dat de vreemdeling zijn visie op de zaak kan geven, en bijvoorbeeld een toelichting kan geven op de mee te wegen belangen. Naar het oordeel van de Afdeling zal verweerder in situaties als deze de vreemdeling dan ook vaker moeten horen en terughoudender moeten omgaan met de uitzonderingen op de hoorplicht. De vraag of verweerder van een hoorzitting af kan zien dient beoordeeld te worden naar de concrete omstandigheden van het geval.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser niet als kennelijk ongegrond heeft kunnen afdoen en eiser had moeten horen. Het gaat hier immers om een voor eiser zeer belastend besluit waarin naast een toetsing aan het arrest Z.Zh. en I.O. ook een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM aan de orde is. Bij een dergelijke beoordeling komt veel belang toe aan de concrete omstandigheden van het geval en is verweerder verplicht een individuele beoordeling en belangenafweging te maken, zodat het uitgangspunt dat eiser gehoord moet worden eens te meer geldt. Verweerder heeft daarom niet van het horen kunnen afzien. Dat eiser voorafgaand aan het primaire besluit wel is gehoord, maakt dat niet anders. Er lag toen immers nog geen besluit waarover eiser zich uit kon laten. De beroepsgrond slaagt.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.