ECLI:NL:RBDHA:2023:10290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
22/5855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op ouderdomspensioen en de rechtmatigheid daarvan

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die een ouderdomspensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin werd medegedeeld dat er beslag was gelegd op haar pensioen door gerechtsdeurwaarder Likifin. Dit leidde tot een maandelijkse inhouding van € 104,49, waardoor haar netto pensioen uitkwam op € 1.015,43. Verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond, met de uitleg dat hij verplicht was het beslag uit te voeren en dat dit op de juiste wijze was gedaan, rekening houdend met de beslagvrije voet.

Eiseres heeft beroep ingesteld en verzocht om het terugdraaien van de beslaglegging en teruggave van het ingehouden bedrag. De rechtbank oordeelde dat de bestuursrechter niet kan oordelen over de rechtmatigheid van het beslag, aangezien dit voorbehouden is aan de burgerlijke rechter. De toetsing van de bestuursrechter beperkt zich tot de vraag of verweerder bij de uitbetaling van het AOW-pensioen binnen het kader van het beslag is gebleven. De rechtbank concludeerde dat verweerder dit correct heeft gedaan en dat er geen onjuist bedrag is ingehouden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf eiseres geen gelijk. Tevens werd bepaald dat eiseres haar griffierecht niet terugkrijgt en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier L. Lemmen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5855

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: W. van den Berg).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 6 juni 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Met het besluit van 14 april 2022 heeft verweerder aan eiseres gemeld dat er door Likifin (gerechtsdeurwaarder) beslag is gelegd op het ouderdomspensioen en dat vanaf april 2022 een bedrag van € 104,49 per maand op het pensioen van eiseres in mindering wordt gebracht. Dit betekent dat zij vanaf dat moment een bedrag van € 1.015,43 (netto) ouderdomspensioen zal ontvangen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingediend.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het besluit van 3 augustus 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierin uitgelegd verplicht te zijn een beslag van een deurwaarder uit te voeren. Wel heeft verweerder bekeken of het beslag op de juiste manier is uitgevoerd. Volgens verweerder is dat het geval, omdat rekening is gehouden met de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres verzoekt – kort gezegd – om de beslaglegging terug te draaien en het ingehouden geld terug te storten. Volgens eiseres heeft de gemeente Leiden ten onrechte dwangsommen aan haar opgelegd. Zij stelt geen enkele overtreding te hebben begaan.
4. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] , dat is de hoogste rechter in sociale verzekeringszaken, volgt dat bezwaren over een beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van verweerder, als derdenbeslagene, ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De bestuursrechter mag daarover dan ook niet oordelen. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als in dit geding aan de orde, moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard.
5. De bestuursrechter moet zijn toetsing daarom beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan (in dit geval verweerder) bij de uitbetaling van het AOW-pensioen aan eiseres (de betalingsbeslissing) is gebleven binnen het kader van het beslag.
6. Verweerder heeft dat naar het oordeel van de rechtbank op een juiste wijze gedaan. Niet is gebleken dat verweerder een onjuist bedrag per maand heeft ingehouden. De beroepsgrond dat het op het ouderdomspensioen van eiseres gelegde derdenbeslag onrechtmatig is gelegd kan niet slagen, omdat de rechtmatigheid van het beslag niet in deze procedure ter beoordeling staat. Eiseres heeft verder niets aangevoerd tegen de wijze van beslaglegging, alleen tegen de beslaglegging zelf. Daarvoor had eiseres zich echter moeten richten tot de burgerlijke rechter. Dit heeft de bestuursrechter ter zitting aan eiseres uitgelegd. Daarbij is aan eiseres tevens het advies gegeven om rechtshulp te zoeken (bijvoorbeeld het Juridisch Loket) voor het (alsnog) aanvechten van het derdenbeslag.
7. Voornoemde betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
8. Eiseres krijgt haar griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier, op 6 juni 2023.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1077.