ECLI:NL:CRVB:2022:1077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslag op ouderdomspensioen en de rol van de bestuursrechter
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een appellante die in 2017 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is toegekend. In 2019 heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) haar geïnformeerd dat er beslag is gelegd op haar ouderdomspensioen door GGN Mastering Credit, wat resulteerde in een lager uit te keren bedrag. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat bezwaren over een beslag voorgelegd moeten worden aan de burgerlijke rechter en niet aan de bestuursrechter. De Centrale Raad van Beroep heeft deze lijn gevolgd en geoordeeld dat de Svb correct heeft gehandeld. De beroepsgrond van appellante dat het beslag onrechtmatig is, werd verworpen omdat de rechtmatigheid van het beslag niet ter beoordeling stond in deze procedure. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en benadrukt dat appellante zich had moeten wenden tot de burgerlijke rechter om het beslag aan te vechten. De Svb werd niet veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.