ECLI:NL:RBDHA:2023:10305
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat Duitsland niet voldoet aan de Europese richtlijnen en dat hij zich daar niet veilig voelt. Hij heeft ook gewezen op zijn detentie in Duitsland en het gebrek aan juridische bijstand.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er systematische tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser aan Duitsland onevenredige hardheid zou opleveren. De vrees van eiser voor besmetting met het coronavirus in Duitse asielzoekerscentra wordt als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.