ECLI:NL:RBDHA:2023:10337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het besluit van 23 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig is.

De rechtbank onderzoekt de beroepsgronden van eiser, die stelt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Eiser wijst op problemen in de Spaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen, en stelt dat asielzoekers in Spanje moeilijk toegang hebben tot hun rechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepast, gebaseerd op de AIDA-rapporten over Spanje. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat Spanje niet in staat is om asielzoekers adequaat te behandelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser kennelijk ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te nemen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 23 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek geaccepteerd.
Mag de staatssecretaris voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Spanje niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiser krijgen asielzoekers in Spanje moeizaam toegang tot de asielprocedure, kunnen zij hun rechten moeilijk geldend maken en hebben zij te maken met een onverminderde mate van xenofobie ten aanzien van migranten. Daarnaast stelt eiser dat er structurele problemen zijn in de Spaanse opvangvoorzieningen. Hij wijst erop dat sommige Dublinclaimanten na overdracht geen opvang kregen, dakloos werden en in armoede terechtkwamen, wat heeft geleid tot een inbreukprocedure tegen Spanje. [3] De staatssecretaris dient daarom voorafgaand aan de overdracht aan de Spaanse autoriteiten de garantie te vragen dat eiser tijdens de behandeling van zijn Spaanse asielaanvraag opvang zal krijgen.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de rechtspraak volgt dat het vorige AIDA-rapport – de update over het jaar 2021 – geen reden geeft om te oordelen dat voor Spanje niet (meer) mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] De staatssecretaris stelt terecht dat het AIDA-rapport over het jaar 2022 geen wezenlijk ander beeld schetst dan het rapport over het jaar 2021, omdat het rapport over 2022 naar aard en inhoud vrijwel hetzelfde is als het rapport over 2021. Daarbij stelt de staatssecretaris terecht dat eiser, in het geval van problemen, hulp kan vragen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten en dat niet is gebleken dat zij eiser niet zouden kunnen of willen helpen. De rechtbank ziet in het door eiser aangehaalde AIDA-rapport over 2022 dan ook geen reden om te oordelen dat voor Spanje niet (meer) mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris hoeft daarom de Spaanse autoriteiten ook niet voorafgaand aan de overdracht van eiser om de garantie te vragen dat eiser zal worden opgevangen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser wijst ter onderbouwing op het AIDA-rapport over Spanje over het jaar 2022, p. 11, 13-14, 65 en 98-99.
4.ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, r.o. 1.