ECLI:NL:RBDHA:2023:10415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
NL23.19017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met betrekking tot rappelbrieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 maart 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 7 juli 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 24 april 2023. Eiser stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar Marokko, omdat er drie maanden waren verstreken sinds de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten zonder enige reactie. Eiser betwistte ook dat er rappelbrieven waren verzonden, omdat deze niet in het dossier waren opgenomen.

De rechtbank oordeelde echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko kan worden aangenomen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die zouden wijzen op het ontbreken van zicht op uitzetting in zijn specifieke geval. De rechtbank wees erop dat de staatssecretaris afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten en dat de verstreken tijd sinds de aanvraag niet automatisch leidt tot de conclusie dat er geen zicht op uitzetting is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19017

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 7 juli 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7606, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 24 april 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko op korte termijn. Er zijn drie maanden verstreken sinds verweerder de LP [2] -aanvraag aan Marokkaanse autoriteiten heeft verzonden en daar is nog niet op gereageerd. Ook is niet gebleken dat er inmiddels contact is geweest met de Marokkaanse autoriteiten om een presentatie te plannen. Eiser meent dan ook dat geen presentatie zal worden gepland op korte en redelijke termijn. Verder betwist eiser dat er rapellen zijn verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten, nu verweerder deze niet aan het dossier heeft toegevoegd.
5. De rechtbank is van oordeel dat in zijn algemeenheid wel kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Marokko. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 14 november 2022. [4] Eiser heeft geen aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat in zijn geval zicht op uitzetting ontbreekt. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser binnen afzienbare termijn een presentatie zullen plannen of een LP zullen afgeven. Hierbij betrekt de rechtbank dat verweerder op dit punt afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten.
6. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat algemene rappelbrieven door verweerder niet aan digitale dossiers worden toegevoegd. In de meegezonden voortgangsrapportage staat dat over de LP-aanvraag op 17 mei 2023, 26 april 2023, 8 juni 2023 en 29 juni 2023 is gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.