ECLI:NL:RBDHA:2023:10487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL22.24702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 januari 2023, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De eiser stelde dat hij in Marokko te maken had met bedreigingen van de broers van zijn ex-vriendin, naar aanleiding van een verkrachting waarvoor hij aangifte had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de problemen die de eiser ondervond met de broers geloofwaardig waren, maar dat Marokko als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk risico liep op vervolging in Marokko. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van de eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24702
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Koning),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.24703, op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko is aangereden door de broers van zijn (inmiddels) ex-vriendin. De broers hebben dit gedaan uit wraak, nadat eiser zijn toenmalige vriendin had verkracht. Eiser heeft aangifte gedaan tegen de broers bij de Marokkaanse autoriteiten, maar zij hebben hem niet geholpen.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. problemen met broers van vriendin.
3. Verweerder heeft deze relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn
verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
5. Eiser verwijst allereerst naar alles wat hij in deze procedure eerder heeft ingebracht, in het bijzonder naar de zienswijze, en verzoekt de rechtbank om de inhoud hiervan als herhaald en ingelast te beschouwen.
6. De rechtbank overweegt dat eiser met de enkele herhaling van wat eerder in deze procedure, waaronder in de zienswijze, is aangevoerd niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
7. Eiser voert aan dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Hij heeft namelijk te vrezen voor de broers van zijn ex-vriendin en de Marokkaanse autoriteiten bieden eiser geen bescherming tegen hen. Dit blijkt uit het feit dat eiser aangifte heeft gedaan bij de plaatselijke politie en zich vervolgens tot de Officier van Justitie (OvJ) heeft gewend omdat er niets werd gedaan met de aangifte. Dit wordt door verweerder niet betwist. Verweerder stelt dan ook ten onrechte dat niet gesteld of gebleken is dat eiser beklag heeft gedaan bij de hogere Marokkaanse autoriteiten.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit het bestreden besluit blijkt voldoende dat verweerder de problemen met de broers geloofwaardig heeft geacht, maar niet geloofwaardig heeft geacht dat eiser aangifte heeft gedaan bij de plaatselijke politie en zich heeft gewend tot de hogere autoriteiten. In het in het bestreden besluit ingelaste voornemen staat immers uitdrukkelijk vermeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aangifte heeft gedaan bij de politie en zich heeft gemeld bij de OvJ. Eiser heeft dit standpunt van verweerder inhoudelijk niet betwist. De rechtbank kan verweerder verder volgen in zijn subsidiaire standpunt dat, zelfs al zou geloofwaardig zijn dat eiser zich heeft gewend tot de plaatselijke politie en de OvJ, hij daarmee nog niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Het ligt dan op eisers weg om te klagen over het handelen van de plaatselijke politie en de OvJ bij de hogere autoriteiten. Van eiser mag immers worden verwacht dat hij alle middelen in zijn land van herkomst uitput alvorens hij zich wendt tot autoriteiten van een ander land met een verzoek om internationale bescherming.
9. Eiser voert verder aan dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is omdat hij behoort tot de uitzonderingscategorie van personen die in Marokko te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging door de autoriteiten. Hij heeft daarvoor immers te vrezen vanwege de verkrachting van zijn ex-vriendin en het hebben van seksuele omgang buiten het huwelijk. Verweerder stelt ten onrechte dat de door eiser in de zienswijze aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 28 juni 20221 niet relevant is voor zijn zaak. Verweerder stelt verder ten onrechte dat de omstandigheden dat de gebeurtenissen in Marokko zo’n drie jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat eiser legaal is uitgereisd, maken dat het niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve aandacht van de Marokkaanse autoriteiten staat en dat de autoriteiten niet op de hoogte zouden zijn van de verkrachting.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. In de onder 8 genoemde uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de bewoordingen van het begrip ‘personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging’2 niet blijkt dat het moet gaan om ‘daadwerkelijke
strafvervolging’: strafrechtelijke vervolging die al moet zijn aangevangen of aangekondigd. Dat hiervan geen sprake hoeft te zijn, laat echter onverlet dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat in het geval van eiser op geen enkele manier is gebleken dat hij risico loopt om door de autoriteiten strafrechtelijk te worden vervolgd voor de verkrachting van zijn ex-vriendin. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de omstandigheden dat de gebeurtenissen in Marokko drie jaar geleden hebben plaatsgevonden, dat niet is gebleken dat eisers ex-vriendin of haar familie aangifte heeft gedaan van de verkrachting, dat niet is gebleken dat eiser de Marokkaanse autoriteiten zelf op de hoogte heeft gebracht van de verkrachting en dat eiser Marokko op legale wijze heeft verlaten. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder zijn standpunt dat niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve aandacht van de Marokkaanse autoriteiten staat, niet enkel gebaseerd op het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen en eisers legale uitreis. Verweerder heeft op basis van het samenstel van de door eiser geschetste omstandigheden mogen concluderen dat op geen enkele wijze is gebleken dat eiser in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat en dat zij op de hoogte zijn van de verkrachting.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
2 Paragraaf C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.