ECLI:NL:RBDHA:2023:10526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL22.24282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake asielaanvraag na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de verweerder, vertegenwoordigd door mr. K. Jansen. De eiser had op 28 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris had op 9 december 2022 de aanvraag afgewezen als ongegrond. Dit besluit leidde tot een eerder geregistreerd beroep onder zaaknummer NL22.25762, waarin de rechtbank op 2 juni 2023 uitspraak heeft gedaan.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen afzonderlijk belang meer bestaat voor de eiser om het beroep tegen het niet tijdig beslissen te laten beoordelen, aangezien de staatssecretaris inmiddels op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft eerder in de zaak NL22.25762 geoordeeld dat de eiser terecht beroep had ingesteld wegens het niet tijdig beslissen en heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet verder in behandeling zal nemen.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24282

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Op 28 november 2022 heeft eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de door hem ingediende asielaanvraag van 28 november 2021.
Bij besluit van 9 december 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder zaaknummer NL22.25762.
Op 2 juni 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in zaaknummer NL22.25762, ECLI:NL:RBDHA:2023:7924.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een afzonderlijk belang heeft bij een beoordeling van het beroep, voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, aangezien de staatssecretaris tijdens het beroep alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist. Daarbij is van belang dat door de rechtbank in de zaak met nummer NL22.25762 reeds is geoordeeld dat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld en in verband daarmee verweerder heeft veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Om die reden bestaat geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.