In deze zaak heeft eiseres op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 8 mei 2023 laten weten dat de ambassade te Ankara gemachtigd is om de mvv af te geven. De rechtbank heeft eiseres op 15 januari 2023 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken, waarop eiseres heeft geantwoord dat zij het beroep handhaaft.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft het beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien er inmiddels een beslissing op de aanvraag is genomen.
De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk wegens het vervallen van het procesbelang. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 13 juli 2023.