ECLI:NL:RBDHA:2023:10565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.9694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 8 mei 2023 laten weten dat de ambassade te Ankara gemachtigd is om de mvv af te geven. De rechtbank heeft eiseres op 15 januari 2023 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken, waarop eiseres heeft geantwoord dat zij het beroep handhaaft.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft het beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien er inmiddels een beslissing op de aanvraag is genomen.

De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk wegens het vervallen van het procesbelang. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 13 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid” welke zij voor haar dochter heeft ingediend.
Op 8 mei 2023 heeft verweerder laten weten dat hij de ambassade te Ankara heeft gemachtigd om de mvv af te geven.
De rechtbank heeft bij brief van 15 januari 2023 eiseres verzocht de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiseres heeft daarop gereageerd dat zij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. In artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres nog belang, als bedoeld dit lid, heeft bij een beoordeling van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, aangezien hangende de beroepsprocedure alsnog een beslissing op die aanvraag is genomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat volgens vaste jurisprudentie de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding vormt om tot een inhoudelijke beoordeling van een beroep over te gaan. [1] Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk wegens het vervallen van het procesbelang.
3. Eiseres heeft vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Verweerder moest op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 1 maart 2023, beslissen op de aanvraag. Eiseres heeft verweerder op 9 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 30 maart 2023 is het beroep wegens niet-tijdig beslissen ingesteld. Door hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag een inwilligend besluit te nemen is verweerder aan het beroep tegemoet gekomen. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Verder bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 25 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:906.