ECLI:NL:RBDHA:2023:10669
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Weigering visum voor kort verblijf en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. F. Ben-Saddek, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier. De staatssecretaris heeft op 12 oktober 2022 besloten om eisers geen visum voor kort verblijf te verlenen. Vervolgens heeft hij op 22 maart 2023 het bezwaar van eisers tegen dit besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift geen gronden van bezwaar bevatte. De rechtbank heeft in deze procedure geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht.
De rechtbank heeft eerst beoordeeld of eisers definitief vrijgesteld konden worden van het betalen van griffierecht, wat uiteindelijk is toegewezen. Vervolgens heeft de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eisers tegen het besluit van de staatssecretaris beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift geen bezwaargronden bevatte. Eisers stelden dat zij niet de gelegenheid hebben gekregen om de bezwaargronden in te dienen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de herstelverzuimbrief op de juiste wijze is verzonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de herstelverzuimbrief niet per aangetekende post is verzonden, maar dat de staatssecretaris de verzending aannemelijk heeft gemaakt. Eisers zijn er niet in geslaagd om aan te tonen dat zij de brief niet hebben ontvangen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de beroepen van eisers kennelijk ongegrond zijn en dat de staatssecretaris de proceskosten niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.