ECLI:NL:RBDHA:2023:10713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning regulier met terugwerkende kracht en de toepassing van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend op basis van haar relatie met haar ex-man, referent. De Staatssecretaris heeft deze verblijfsvergunning op 3 augustus 2021 ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 4 januari 2021, omdat eiseres niet meer op hetzelfde adres stond ingeschreven als referent. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 30 maart 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. Eiseres heeft aangevoerd dat de intrekking van haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht niet wettelijk is toegestaan en dat zij niet in staat was om haar persoonlijke situatie toe te lichten vanwege omstandigheden in Marokko. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel van de zitting afgewezen, omdat eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar vertrek naar Marokko en haar belangen door haar gemachtigde werden behartigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 4 januari 2021 niet meer voldeed aan de voorwaarden van haar verblijfsvergunning, omdat de relatie met referent was verbroken. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht rechtmatig is, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat haar privéleven niet zodanig is dat het beschermd moet worden, gezien de korte duur van haar verblijf in Nederland en haar banden met Marokko. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.