ECLI:NL:RBDHA:2023:10792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, arriveerde op 16 juni 2023 in Nederland met een geldig Schengenvisum voor Frankrijk en diende dezelfde dag een asielaanvraag in. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht een significant risico op onderduiken heeft aangenomen, gezien het feit dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend, wat niet in lijn is met de voorwaarden van zijn Schengenvisum. De rechtbank oordeelde dat de maatregel niet onevenredig bezwarend was, ondanks de gezondheidsklachten van eiser, omdat er voldoende medische voorzieningen in het detentiecentrum aanwezig zijn. Daarnaast werd geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld in de overdracht naar Frankrijk, ondanks de vertraging in de indiening van de Dublinclaim. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Hij is op 16 juni 2023 met een vlucht vanuit Lagos op Schiphol aangekomen. Eiser was in het bezit van een Nigeriaans paspoort met een geldig Schengenvisum voor Frankrijk. Op 16 juni 2023 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hem is daarna een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd. De gemachtigde heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld.
2. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
3. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen en voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Is er sprake van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken?
5. Eiser heeft naar voren gebracht dat er geen sprake is van een significant risico op onderduiken omdat hij meewerkt aan zijn overdracht, hij met een geldig Schengenvisum is ingereisd en geen asiel wilde aanvragen, maar juist wilde doorreizen naar Frankrijk. Ook heeft hij voldoende middelen van bestaan. Verweerder had kunnen volstaan met het toepassen van een lichter middel.
5.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020 [1] volgt dat om de zware grond 3a aan de maatregel ten grondslag te kunnen leggen, het voldoende is dat deze grond feitelijk juist is. Verweerder hoeft daarbij geen nadere motivering te geven. Voor de lichte gronden geldt dat deze gronden niet alleen feitelijk, maar ook nader moeten worden toegelicht.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de zware grond 3a terecht aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser een asielaanvraag heeft gedaan en daarmee een ander doel met de inreis beoogt dan waar zijn Schengenvisum voor was bedoeld. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van de Schengengrenscode. Met zijn asielaanvraag heeft eiser te kennen gegeven dat hij langdurig verblijf beoogt in Nederland, terwijl hij niet in het bezit is van een vergunning of visum daarvoor. [2] Verweerder heeft daarom de zware grond 3a aan eiser tegen kunnen werpen. De rechtbank stelt ten aanzien van de lichte grond 4c vast dat eiser feitelijk niet heeft betwist dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Omdat verweerder de gronden 3a en 4c terecht heeft tegengeworpen is voldaan aan het vereiste [3] dat er zich ten minste twee gronden, waarvan ten minste één zware grond, voordoen. Eisers stelling dat verweerder ten onrechte de lichte grond 4d heeft tegengeworpen omdat hij wel degelijk voldoende middelen van bestaan heeft, behoeft daarom geen bespreking meer. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de maatregel onevenredig bezwarend?
6. In dit verband heeft eiser naar voren gebracht dat eisers handicap aan zijn rug maakt dat de vrijheidsontnemende maatregel onevenredig bezwarend is. Daar komt bij dat eiser uitslag op zijn arm heeft en de medicijnen hiervoor in zijn koffer zitten die zich ondertussen in Parijs bevindt.
6.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder voorafgaand aan het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel aan eiser heeft gevraagd of er feiten en/of omstandigheden zijn die maken dat de maatregel niet opgelegd kan worden en of er bijzondere omstandigheden zijn waar rekening mee gehouden moet worden. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen bij de asielaanvraag van 16 juni 2023 heeft eiser op deze vragen geantwoord dat zolang hij niet terug hoeft naar zijn thuisland hij alles goed vindt en dat hij weleens paracetamol gebruikt tegen de pijn die hij in zijn rug voelt. Verweerder heeft deze omstandigheden kenbaar in de afweging betrokken en zich op het standpunt gesteld dat op het detentiecentrum voldoende medische voorzieningen aanwezig zijn. Verweerder heeft hiermee voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. De rechtbank overweegt daarbij dat eisers bult op zijn rug op zichzelf niet maakt dat de maatregel onevenredig bezwarend is voor eiser omdat verweerder een arts naar deze aandoening heeft laten kijken. Als eiser van mening is dat hij aanvullende medische zorg nodig heeft, kan hij zich tot de medische dienst van het detentiecentrum wenden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld?
7. Eiser voert tot slot aan dat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld door de Dublinclaim bij de Franse autoriteiten pas op 20 juni 2023 te leggen in plaats van 16 juni 2023, oftewel ten tijde van het opleggen van de maatregel. In dat geval had eiser al op 1 juli 2023 overgedragen kunnen worden naar Frankrijk.
7.1
De rechtbank stelt vast dat eiser op 16 juni 2023 zijn asielaanvraag heeft ingediend. Op 19 juni 2023 heeft een aanmeldgehoor Dublin plaatsgevonden, waarna verweerder de volgende dag, 20 juni 2023, een Dublinclaim naar de Franse autoriteiten heeft gestuurd met het verzoek spoedig te reageren omdat eiser een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Verweerder is op dit moment in afwachting van de reactie van de Franse autoriteiten. In deze gang van zaken ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend aan overdracht heeft gewerkt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de vrijheidsontnemende maatregel om een andere reden onrechtmatig?
8. De rechtbank is ook ambtshalve niet gebleken dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Zie hiervoor vaste rechtspraak van de Afdeling in onder meer ECLI:NL:RVS:2017:1601, ECLI:NL:RVS:2017:2125 maar ook r.o. 15.1.4 in ECLI:NL:RVS:2020:829.
3.Zie artikel 5.1b, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) en artikel 5.1, vijfde lid, van het Vb.