ECLI:NL:RBDHA:2023:10819
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na prematuur beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis had ingediend, stelde de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke voordat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de beslistermijn op 16 november 2022 verliep en de verzoeker deze al op 26 september 2022 had ingediend. Hierdoor was er geen sprake van een ontvankelijk beroep tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder.
De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan worden opgelegd, maar alleen als het beroep niet prematuur is ingesteld. Aangezien de ingebrekestelling van de verzoeker prematuur was, kon de rechtbank niet voldoen aan het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft besloten om de verzoeker niet in de proceskosten van de verweerder te veroordelen.
De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2023. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.