ECLI:NL:RBDHA:2023:10819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL22.20918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na prematuur beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis had ingediend, stelde de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke voordat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de beslistermijn op 16 november 2022 verliep en de verzoeker deze al op 26 september 2022 had ingediend. Hierdoor was er geen sprake van een ontvankelijk beroep tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder.

De rechtbank legt uit dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan worden opgelegd, maar alleen als het beroep niet prematuur is ingesteld. Aangezien de ingebrekestelling van de verzoeker prematuur was, kon de rechtbank niet voldoen aan het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft besloten om de verzoeker niet in de proceskosten van de verweerder te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2023. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20918
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. Verzoeker heeft op 16 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis (de aanvraag). Verweerder heeft de aanvraag ontvangen op 18 mei 2022 en de ontvangst bevestigd bij brief van 31 mei 2022. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.1 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. De beslistermijn verliep daarom op 16 november 2022. Verzoeker heeft verweerder op 26 september 2022 in gebreke gesteld. Dit is voor het verstrijken van de beslistermijn en daarmee prematuur. Verzoeker heeft op 16 oktober 2022 een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
1. Dit staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5. Op 7 december 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
6. Als verweerder hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit neemt, veroordeelt de rechtbank verweerder alleen in de proceskosten als het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet te vroeg (niet prematuur) is ingesteld.2 Nu de ingebrekestelling prematuur is, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank merkt hierbij op dat daarom nimmer sprake is geweest van een ontvankelijk beroep.
7. De rechtbank zal verweerder daarom niet veroordelen in de proceskosten van verzoeker.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
2 Zie bijvoorbeeld ABRvS 29 februari 2008,ECLI:NL:RVS:2008:BC6615, r.o. 2.2.1.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.