ECLI:NL:RBDHA:2023:10916
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 29 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 19 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 augustus 2022 de asielaanvraag heeft ingewilligd. Eiser stelt dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven beslistermijn heeft beslist en daarom bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter gesteld dat op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, geen dwangsommen zijn verbeurd.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser heeft verweerder op 1 juli 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de Tijdelijke wet van toepassing is en dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen voor te late beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier, en is op 22 mei 2023 openbaar gemaakt.