ECLI:NL:RBDHA:2023:10916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL22.13889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 29 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 19 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 augustus 2022 de asielaanvraag heeft ingewilligd. Eiser stelt dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven beslistermijn heeft beslist en daarom bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter gesteld dat op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, geen dwangsommen zijn verbeurd.

De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser heeft verweerder op 1 juli 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de Tijdelijke wet van toepassing is en dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen voor te late beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier, en is op 22 mei 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.13889
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 29 december 2021 heeft eiser een asiel aanvraag ingediend. Op 19 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld. In het besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. 1
2. Eiser heeft verweerder op 1 juli 2022 in gebreke gesteld. Verweerder heeft vervolgens op 30 augustus 2022 op zijn asielaanvraag beslist. Eiser voert aan dat verweerder niet binnen de beslistermijn op zijn aanvraag heeft beslist en daarom bestuurlijke dwangsommen is verschuldigd. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit volgens eiser ten onrechte op het standpunt gesteld dat op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) geen dwangsommen zijn verbeurd. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
3. In de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb staat dat het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen aan een betrokkene als het bestuursorgaan niet op tijd een beslissing neemt. Sinds 11 juli 2021 geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), waarin is bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn als het gaat om een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. Verweerder hoefde dus geen bestuurlijke
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
dwangsommen meer te betalen als hij te laat beslist in dat soort zaken. De vraag ontstond of dit in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 november 20222 is geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. Daarmee staat vast dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd als hij te laat beslist op een asielaanvraag voor bepaalde tijd.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.