ECLI:NL:RBDHA:2023:10928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en vaststelling geboortedatum van eiser met Afghaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. De eiser had op 26 maart 2022 een asielaanvraag ingediend en stelde dat hij op een bepaalde datum was geboren, maar verweerder had in het bestreden besluit een andere geboortedatum vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar heeft de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de door verweerder vastgestelde geboortedatum van eiser, die in de Basisregistratie Personen (BRP) is geregistreerd, niet werd gewijzigd. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom hij niet was uitgegaan van de door eiser gecorrigeerde geboortedatum. Eiser had aangevoerd dat hij in bewijsnood verkeerde en dat hij als minderjarige vluchteling niet over identificerende documenten beschikte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het beroep gegrond was, de rechtsgevolgen in stand konden blijven omdat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de geboortedatum niet was aangepast. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.647,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16538

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de inwilliging van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [datum 1] . Op 26 maart 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft daarbij in eerste instantie verklaard dat hij op [datum 2] geboren is. In het aanmeld- en het nader gehoor en de correcties en aanvullingen hierop, heeft eiser aangegeven dat zijn geboortedatum volgens de Perzische kalender [datum Perzische kalender] is en dat hij, dan wel de tolk, zich bij het omrekenen van deze datum heeft vergist.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. In de beschikking staat [datum 2] als geboortedatum van eiser vermeldt.
Standpunten van partijen
3.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte van de geboortedatum [datum 2] is uitgegaan, omdat deze datum berust op een misverstand en foutieve transponering van eisers geboortedatum. Volgens eiser bestaat er geen discussie over het feit dat hij op [datum Perzische kalender] (Perzische kalender) is geboren, maar heeft hij zich met de tolk vergist in zijn verklaring dat dit overeenkomt met [datum 2] . Volgens eiser volgt uit het transponeringstabel dat de datum overeenkomt met [datum 1] . Eiser meent dat dit beroep de enige wijze is waarop hij zijn onjuiste geboortedatum kan wijzigen, omdat hij als minderjarige vluchteling redelijkerwijs niet kan beschikken over identificerende documenten. Eiser stelt dat hij in bewijsnood verkeert. Eiser heeft de rechtbank daarom verzocht om de in het bestreden besluit genoemde geboortedatum te (laten) wijzigen naar [datum 1] .
3.2.
Verweerder heeft ter zitting primair gesteld dat het procesbelang ontbreekt, omdat ten aanzien van eiser niet een meer gunstigere beslissing genomen kon worden. Verder heeft verweerder toegelicht dat hij de identiteit van eiser geloofwaardig acht, maar dat eiser in eerste instantie zelf heeft verklaard dat hij op [datum 2] is geboren, zodat eiser met deze datum in de Basisregistratie Personen (BRP) is geregistreerd. Verder heeft verweerder toegelicht dat de BRP leidend is en dat eiser de anders gestelde geboortedatum niet heeft onderbouwd met officiële identiteitsdocumenten. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep. Zij beantwoordt deze vraag bevestigend. Hoewel aan eiser de door hem verzochte vergunning is verleend, bestaat er gelet op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) belang bij een juiste vaststelling van personalia. [1] De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen en overweegt daartoe als volgt.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij niet van de geboortedatum is uitgegaan zoals door eiser vanaf het aanmeldgehoor is gecorrigeerd en aangegeven. Daartoe is het enkele opnemen van de geboortedatum van [datum 2] in de aanhef van het besluit onvoldoende. In dit verband overweegt de rechtbank dat eiser in de correcties en aanvullingen op het aanmeld- en nader gehoor heeft aangevoerd dat zowel eiser als de tolk bij het aanmeldgehoor eisers geboortedatum onjuist hebben omgerekend. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat de juiste omrekening overeenkomt met de datum van [datum 1] , wat de tolk bij het nader gehoor heeft bevestigd. Verweerder had het besluit op dit punt dan ook nader moeten motiveren, nu niet is meegegaan in de gecorrigeerde verklaringen van eiser. Doordat verweerder dit heeft nagelaten is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek.
5.2.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank is echter van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Verweerder heeft op zitting voldoende gemotiveerd waarom hij niet is uitgegaan van de nader door eiser gestelde geboortedatum. Daartoe heeft verweerder terecht gesteld dat eiser in eerste instantie heeft verklaard dat hij is geboren op [datum 2] , zodat eiser met deze geboortedatum in de BRP is geregistreerd. Voorts heeft verweerder terecht gesteld dat de BRP leidend is voor afgifte van de verblijfsvergunning en dat eiser de nader gestelde geboortedatum niet heeft onderbouwd met officiële identiteitsdocumenten. Tot slot heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in bewijsnood verkeert. Daartoe heeft verweerder de verklaringen van eiser dat hij van zijn vader niets hoeft te verwachten en dat zijn moeder niet iets kan regelen, onvoldoende kunnen achten. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om de in het bestreden besluit genoemde geboortedatum te (laten) wijzigen daarom af.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat verweerder op zitting voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser nader gestelde geboortedatum niet heeft overgenomen. Als geboortedatum van eiser blijft daarom [datum 2] staan.
7. Omdat het beroep gegrond is besluit de rechtbank dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.647,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.647,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 17 september 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AL3294).