ECLI:NL:RBDHA:2023:10939
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid asielaanvraag van statushouder met internationale bescherming in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreeër, zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag. De rechtbank oordeelde dat de eiser internationale bescherming geniet in Duitsland, waar hij eerder asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 maart 2023 een asielaanvraag indiende, maar dat hij al in Duitsland een verblijfsvergunning had. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de eiser op 1 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard, met de opdracht om terug te keren naar Duitsland. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn terugkeer naar Duitsland in strijd zou zijn met de artikelen 3 en 4 van het EVRM en het EU Handvest. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt en dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij geen bescherming kan krijgen van de Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft de relevante wettelijke bepalingen, zoals artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000, in haar beoordeling betrokken. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij geen recht heeft op proceskostenvergoeding.