ECLI:NL:RBDHA:2023:11081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
22/7366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing evacuatieverzoek van eisers uit Afghanistan op basis van Kamerbrief van 11 oktober 2021

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun evacuatieverzoek uit Afghanistan beoordeeld. Eisers, die in Afghanistan verblijven, hebben verzocht om evacuatie op basis van een Kamerbrief van 11 oktober 2021. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, het verzoek terecht heeft afgewezen, omdat eisers niet tot de doelgroepen behoren die in de Kamerbrief zijn genoemd. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van het verzoek niet leidt tot een inconsistente toepassing van het beleid, aangezien de criteria voor evacuatie duidelijk zijn afgebakend. De rechtbank wijst erop dat de betrokken stichting, die eisers heeft aangemeld, niet voldoet aan de eisen die in de Kamerbrief zijn gesteld. De rechtbank concludeert dat verweerder niet verplicht is om de evacuatie van eisers te faciliteren en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de beleidsruimte van de overheid in dergelijke situaties en de beperkte rechterlijke toetsing van de afwijzing van evacuatieverzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7366 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2023 in de zaak van

[eiser] e.a., in Afghanistan, eisers,

(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas)
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun evacuatieverzoek.
1.1
Bij bericht van 11 november 2021 heeft verweerder aan eisers medegedeeld dat zij niet in aanmerking komen voor evacuatie uit Afghanistan. Bij besluit van 10 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het bericht van 11 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2
Bij uitspraak van 3 mei 2022 heeft de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep van eisers kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben verzet gedaan tegen de uitspraak van 3 mei 2022. Bij uitspraak van 11 november 2022 heeft de rechtbank het verzet van eisers gegrond verklaard en het beroep doorgestuurd aan de rechtbank Den Haag.
1.3
Bij uitspraak van 3 maart 2023 (de aangevallen uitspraak) heeft deze rechtbank het beroep van eiser kennelijk gegrond verklaard. Verweerder en eisers hebben tegen de aangevallen uitspraak verzet gedaan.
1.4
De rechtbank heeft het verzet op zitting behandeld op 12 juli 2023. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens eisers zijn tevens verschenen [naam 1] (de broer van [eiser]) en [naam 2] (de echtgenote van de heer [naam 1]). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en namens verweerder is ook mevrouw [naam 3] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser verblijft met zijn gezin, zijn vrouw en drie zonen, in Afghanistan. Eiser en zijn gezin (gezamenlijk: eisers) zijn door de Stichting Vrienden van Kushk bij verweerder aangemeld voor evacuatie uit Afghanistan. Eiser heeft als land- en tuinbouwmedewerker gewerkt voor de niet-gouvernementele organisatie (NGO) Naw Saz, die aan de Stichting is gelieerd, en daarom wordt gevreesd voor de veiligheid van hem en zijn gezin na de machtsovername door de Taliban.
De aangevallen uitspraak
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het bezwaarschrift van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De reden daarvoor is dat de hoogste bestuursrechter, anders dan waar verweerder bij het bestreden besluit van uit is gegaan, heeft overwogen dat de beslissing op het verzoek om vanuit Afghanistan te worden geëvacueerd dan wel de overkomst naar Nederland te faciliteren, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [1] De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
4. De rechtbank is van oordeel dat bij de aangevallen uitspraak ten onrechte is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. De reden daarvoor is dat verweerder het bestreden besluit bij besluit van 28 december 2022 (het vervangende besluit) heeft ingetrokken en het bezwaarschrift van eiser kennelijk ongegrond heeft verklaard. Verweerder heeft hierbij vastgesteld dat eiser en zijn gezin niet op basis van de Kamerbrief van 11 oktober 2021 [2] (de Kamerbrief) voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen. Het beroep van eiser had op grond van artikel 6:19 van de Awb mede betrekking op het vervangende besluit. Het verzet is gegrond en de aangevallen uitspraak komt te vervallen. De rechtbank zal beoordelen of het vervangende besluit stand houdt.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt, kort samengevat, dat hij en zijn gezin wel degelijk op basis van de Kamerbrief voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen en/of dat zij aan de Kamerbrief het vertrouwen mochten ontlenen dat verweerder zich in zou spannen hen naar Nederland over te brengen. Daarnaast is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiser vreest het slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen door de Taliban en doet ook een beroep op verschillende mensenrechtenverdragen. Tot slot heeft verweerder eiser ten onrechte niet gehoord over zijn bezwaarschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Wat is het beleid?
6. Het beleid voor overbrenging van personen uit Afghanistan na de machtsovername door de Taliban op 15 augustus 2021 is neergelegd in de Kamerbrief, waarin een speciale voorziening wordt getroffen voor twee afgebakende groepen die, naast personen die ten tijde van de acute evacuatiefase al waren opgeroepen, voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
6.1
Het gaat hierbij om medewerkers (en hun kerngezinnen) van een ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken/Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking (BZ/BHOS) gefinancierd project op het gebied van sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of duurzame ontwikkeling. Medewerkers kunnen worden aangedragen door in Nederland gevestigde NGO’s als zij sinds 1 januari 2018 tenminste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor het desbetreffende ontwikkelingsproject in een publieke, zichtbare functie. De NGO’s zullen worden uitgenodigd om medewerkers die aan deze criteria voldoen voor te dragen.
6.2
Ook personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie komen in aanmerking voor overbrenging. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL.
6.3
Deze twee doelgroepen zijn het resultaat van een bewuste keuze op basis van objectieve criteria, waarbij de gestelde vrees of het lopen van gevaar geen rol speelt. De mate waarin er sprake is van een evidente zorgplicht van het kabinet is redengevend geweest. [3]
Wat is het toetsingskader voor de rechter?7.1 Over dit beleid heeft de hoogste bestuursrechter twee richtinggevende uitspraken gedaan, [4] waarin is geoordeeld dat het gaat om buitenwettelijk begunstigend beleid waarbij het kabinet veel beleidsruimte heeft. [5] Dat betekent onder andere dat op verweerder geen wettelijke verplichting rust om tot evacuatie uit Afghanistan over te gaan en dat aan personen die niet worden geëvacueerd, omdat ze buiten de reikwijdte van de Kamerbrief vallen, geen aanspraak wordt ontnomen waar zij anders wel recht op zouden hebben. Door de overkomst naar Nederland niet te faciliteren maakt verweerder geen inbreuk op fundamentele rechten, ook niet als de Taliban dat mogelijk wel doen. [6]
7.2
Verder brengt het gegeven dat er sprake is van buitenwettelijk begunstigend beleid met zich dat de rechterlijke toetsing van de weigering om personen uit Afghanistan te evacueren dan wel de overbrenging naar Nederland te faciliteren, terughoudend en beperkt is. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de personen waarvoor de overbrenging naar Nederland is verzocht binnen één van de twee groepen vallen die zijn genoemd in de Kamerbrief. Hierbij is van belang dat de enkele omstandigheid dat de personen voor wie het kabinet zich inspant in het beleid zijn omschreven in groepen, niet maakt dat verweerder dit beleid niet zo heeft mogen vaststellen of dat dit beleid in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Verweerder mocht deze groepen duidelijk afbakenen. [7] In de tweede plaats moet, voor personen die net niet binnen de reikwijdte van de Kamerbrief vallen, worden beoordeeld of de afwijzing van het overbrengingsverzoek zonder nadere motivering niet leidt tot een inconsistente toepassing van het beleid. [8] De rechtbank dient het beroep van eiser aan de hand van dit kader te beoordelen.
Valt eiser binnen de reikwijdte van de Kamerbrief?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser en zijn gezin niet binnen de reikwijdte van de in de Kamerbrief omschreven groepen vallen. Eiser en zijn gezin zijn voorgedragen door de Stichting Vrienden van Kushk. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze stichting een ten laste van de begroting van BZ/BHOS gefinancierd project uitvoert. Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat de gelieerde NGO Naw Saz een fruitboomproject heeft uitgevoerd waarvoor een eenmalige subsidie uit het private sector programma (PSOM-subsidie) is verstrekt. Deze PSOM-subsidie is echter niet verstrekt aan een in Nederland gevestigde NGO, maar aan een particulier bedrijf die van deze subsidie fruitbomen heeft geleverd voor het project van Naw Saz. Het betoog van eiser dat in de Kamerbrief niet expliciet is vermeld dat het bij deze doelgroep moet gaan om rechtstreekse financiering aan een NGO die ten laste van de begroting van BZ/BHOS komt, kan niet tot de conclusie leiden dat eiser alsnog tot deze doelgroep gerekend moet worden, gelet op de duidelijke afbakening die verweerder mocht hanteren. Daarnaast volgt de rechtbank de stelling van verweerder dat, nu deze PSOM-subsidie is verstrekt over de periode 2008-2009, daarmee geen sprake is van een na 1 januari 2018 uitgevoerd project. De rechtbank kan op basis van hetgeen eiser heeft aangevoerd daarom niet concluderen dat eiser moet worden aangemerkt als medewerker van een NGO als bedoeld in de Kamerbrief. Het betoog van eiser slaagt niet.
Is er sprake van een inconsistente toepassing van het beleid?
9. De rechtbank is niet gebleken van feiten en omstandigheden die met zich brengen dat de afwijzing van het overbrengingsverzoek van eisers leidt tot een inconsistente toepassing van het beleid. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder r.o. 8 is overwogen, is er geen sprake van dat eiser en zijn gezin “net niet binnen de reikwijdte” van de Kamerbrief vallen. Reeds hierom kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een inconsistente toepassing van het beleid. Het gegeven dat een duidelijke afbakening van de groepen die voor overbrenging in aanmerking komen grote consequenties kan hebben voor personen die daar buiten vallen, maakt het bestreden besluit niet inconsistent of onevenredig. [9] Ook de stellingen van eiser dat zijn broer reeds voor de machtsovername door de Taliban heeft verzocht eiser en zijn gezin naar Nederland over te brengen en dat eiser en zijn gezin in Nederland vrijwel zeker een asielstatus zullen krijgen, kunnen niet tot die conclusie leiden. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat verweerder de toezegging heeft gedaan dat eiser en zijn gezin naar Nederland over zouden worden gebracht, hetgeen voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is. [10] Tot slot brengen de mensenrechtenverdragen [11] waar Nederland partij bij is geen verplichting tot overbrenging van eiser en zijn gezin uit Afghanistan met zich. [12] Verweerder heeft het verzoek van eisers daarom mogen afwijzen.
Hoorplicht
10. De rechtbank volgt eiser tot slot niet in zijn betoog dat verweerder hem had moeten horen over het bezwaarschrift, omdat uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaarschrift kennelijk ongegrond mocht verklaren. [13]
Conclusie
11. Het verzet is gegrond en het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder niet verplicht is de overbrenging van eiser en zijn gezin naar Nederland te faciliteren. Verweerder hoeft ook de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2592 en ECLI:NL:RVS:2022:2684).
4.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
5.ECLI:NL:RVS:2023:718, overweging 4.
6.ECLI:NL:RVS:2023:718, overweging 4. en 4.2.
7.ECLI:NL:RVS:2023:719, overweging 5.1.
8.ECLI:NL:RVS:2023:719, overweging 5.1, zie ook ECLI:NL:RVS:718, overweging 4.3.
9.Zie de uitspraak van de rechtbank Den haag van 22 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2164), overweging 14.
10.ECLI:NL:RVS:2023:718, overweging 4.5
11.Met name het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
12.ECLI:NL:RVS:2023:718, overweging 4.4
13.Met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.