ECLI:NL:RBDHA:2023:11273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.9935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 17 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 maart 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De staatssecretaris mag voor Bulgarije niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er ernstige tekortkomingen zijn in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser heeft aangetoond dat hij in Bulgarije onder slechte omstandigheden gedetineerd is geweest en dat hij geen toegang heeft gehad tot rechtsbijstand. Bovendien zijn er aanwijzingen dat Bulgarije niet voldoet aan de verdragsverplichtingen, wat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 837,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de situatie in Bulgarije en de gevolgen voor de overdracht van eiser aan Bulgarije, in het licht van artikel 3 van het EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 30 maart 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris mag voor Bulgarije niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek geaccepteerd.

Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er ernstige tekortkomingen bestaan in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser heeft in de zienswijze al gesteld dat hij in Bulgarije onder slechte omstandigheden gedetineerd is geweest, dat hij onder druk werd gezet om zijn vingerafdrukken af te geven en een verklaring te ondertekenen en dat hij in zijn detentieperiode geen toegang heeft kunnen krijgen tot rechtsbijstand. Daarnaast heeft eiser naar voren gebracht dat in Bulgarije op grote schaal pushbacks plaatsvinden, waar hij ook als Dublinclaimant het slachtoffer van kan worden. [3] Deze pushbacks zijn voor meerdere zittingsplaatsen van deze rechtbank aanleiding geweest om te oordelen dat voor Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [4] Met de enkele stelling dat tegen deze uitspraken hoger beroep is ingesteld, is de staatssecretaris hier ten onrechte ongemotiveerd aan voorbijgegaan. Daar komt nog bij dat het aantal pushbacks in Bulgarije sinds het nemen van het bestreden besluit aanzienlijk toeneemt [5] en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 maart 2023 vragen heeft gesteld over de pushbacks in Bulgarije en de terugkeer van Dublinclaimanten.
5.1.
In beginsel mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat Bulgarije zich houdt aan de verdragsverplichtingen. Dat volgt uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Bulgarije overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Bulgarije. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [6]
5.2.
Het betoog van eiser slaagt. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij voor Bulgarije (nog) mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de door eiser aangehaalde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023 is geoordeeld dat in Bulgarije pushbacks plaatsvinden en dat er voldoende aanknopingspunten zijn waaruit volgt dat ook Dublinclaimanten met deze pushbacks te maken krijgen. Hierdoor mag de staatssecretaris zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt stellen dat hij voor Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [7] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak anders te oordelen. Eiser heeft alleen al hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat getwijfeld kan worden of Bulgarije zich aan de verdragsverplichtingen houdt. De staatssecretaris heeft in deze zaak geen nader onderzoek verricht naar de situatie in Bulgarije en heeft ook niet gemotiveerd waarom hij ondanks het door eiser gestelde wel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Het enkele feit dat de staatssecretaris tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld, is daartoe onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld en de rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de staatssecretaris hem niet mag overdragen aan Bulgarije. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser te nemen, omdat de staatssecretaris nader onderzoek zal moeten doen naar de vraag of de overdracht van eiser aan Bulgarije in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en de staatssecretaris opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser heeft in de zienswijze gewezen op algemene landeninformatie van verschillende organisaties, zoals VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International.
4.Eiser heeft in de zienswijze gewezen op uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaronder Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2454.
5.Eiser wijst op het rapport AIDA-rapport over Bulgarije over het jaar 2022.
6.ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
7.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2454, r.o. 5.1-5.3.