ECLI:NL:RBDHA:2023:11275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 17 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 23 mei 2023 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die van Afghaanse afkomst is, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij in Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije. Eiser heeft overtuigend aangetoond dat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks en dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout vormen in de asielprocedure. Gezien de aard en omvang van deze systeemfout, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten niet voor risico van de vreemdeling komen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiser.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de situatie van asielzoekers in Bulgarije serieus te onderzoeken voordat besluiten worden genomen over hun overdracht. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [1] De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023, tezamen met zaaknummer NL23.15363, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser hiertegen heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het is aan de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat de staatssecretaris zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan en vreest dat hij bij terugkeer een reëel risico zal lopen op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. Hiertoe voert eiser aan dat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks en dat er in Bulgarije sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
Eiser is in Bulgarije slecht behandelt. Hij is zelf van Afghaanse afkomst en betoogt dat de Bulgaarse autoriteiten geweld gebruiken tegen Afghaanse vreemdelingen en hen zeer slecht behandelen. Eiser is mishandeld tijdens het oversteken van de grens. Ook worden Afghaanse vreemdelingen blootgesteld aan en zijn slachtoffer van uitgevoerde pushbacks
– zo ook eiser. Aanvullend op de beroepsgronden heeft eiser op de zitting toelicht dat hij de eerste keer bij de grensovergang met Turkije en Bulgarije is aangehouden en teruggestuurd naar Turkije. De tweede keer werd hij naar een politiebureau gestuurd waar hij is vastgehouden. Hier was amper eten en drinken. Daarna is eiser naar een ander kamp gebracht waar hij gewond raakte en geen hulp ontving, er waren geen voorzieningen. Ook zijn de vingerafdrukken van eiser gedwongen afgenomen.
Ter onderbouwing van zijn betoog verwijst eiser naar de volgende documenten:
- Artikel van Human Rights Watch van 26 mei 2022, Bulgaria: Migrants Brutally Pushed Back at Turkish Border [3] ;
- Rapport Amnesty International 2021/2022: The State of the World’s Human Rights: Bulgaria 2021, van 29 maart 2022 [4] ;
- AIDA rapport over Bulgarije van februari 2022; [5]
- Het artikel van de ECRE [6] van 10 september 2021 ‘Bulgaria: Pushbacks Escalate as Government Discusses Reinforcements at Borders;
Ook verwijst eiser in dit kader naar de uitspraken van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023 [7] en van de meervoudige kamer van de zittingsplaats Den Haag van 17 april 2023 [8] , en naar de prejudiciële vragen die op 15 juni 2022 zijn gesteld door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch [9] .
4.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er ten aanzien van Bulgarije (nog steeds) kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser in Bulgarije een reëel risico zal lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. Er is volgens de staatssecretaris geen sprake van een systematische fundamentele systeemfout die de bijzonder hoge drempel van het arrest Jawo [10] haalt. Ook is er geen sprake van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat de staatssecretaris toepassing moet geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
4.2.
In de uitspraak van 2 maart 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats [11] , oordeelde de rechtbank – kort samengevat – dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Er zijn volgens de rechtbank voldoende (serieuze) aanknopingspunten dat ook terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije te maken kunnen krijgen met pushbacks. Om die reden had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling dan wel tijdens de behandeling van hun asielverzoek. Gelet op de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van de vreemdeling komen. De rechtbank ziet in wat door partijen is aangevoerd geen grond om in deze zaak tot een ander oordeel te komen.
4.3.
Het is dus aan de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat de staatssecretaris zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije, geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 is het beroep gegrond en krijgt eiser gelijk. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De overige gronden blijven daarom onbesproken. De staatssecretaris zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt toe voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 23 mei 2023;
- draagt de staatssecretaris op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.HRW – Human Rights Watch (Author): “Bulgaria: Migrants Brutally Pushed Back at Turkish Border”, Document #2073619 - ecoi.net
4.AI – Amnesty International (Author): “Amnesty International Report 2021/22; The State of the World's Human Rights; Bulgaria 2021”, Document #2070363 - ecoi.net
5.AIDA-rapport Update 2021, februari 2022.
6.Bulgaria: Pushbacks Escalate as Government Discusses Reinforcements at Borders | European Council on Refugees and Exiles (ECRE).
7.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBHDA:2023:2454.
8.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag van 17 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5615.
9.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
10.Arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019 in de zaak Jawo tegen Duitsland, ECLI:EU:C:2019:218.
11.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBHDA:2023:2454.