In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, had eerder een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling was genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. De voorzieningenrechter had op 9 maart 2023 een voorlopige voorziening getroffen die de overdracht van verzoeker naar Italië opschortte totdat op het beroep was beslist. Echter, op 4 mei 2023 trok de staatssecretaris het eerdere besluit in, waarna verzoeker op 8 mei 2023 zijn beroep introk.
Op 15 juni 2023 verzocht verzoeker om opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening, stellende dat de uiterste overdrachtstermijn inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorlopige voorziening van rechtswege was vervallen door de intrekking van het beroep. Hierdoor was opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet kon bereiken wat hij wenste en verklaarde de verzoeken om opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening en om herziening van de uitspraak van 9 maart 2023 niet-ontvankelijk. Het verzoek om vervallenverklaring van de uitspraak van 9 maart 2023 werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.