ECLI:NL:RBDHA:2023:11621
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake opvang asielzoeker na intrekking reguliere verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep en verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, eiser, die in Nederland verblijft. Eiser, geboren in 2001 en van Afghaanse nationaliteit, had een reguliere verblijfsvergunning die op 1 april 2022 met terugwerkende kracht werd ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser diende op 24 februari 2022 een asielaanvraag in en verzocht het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om opvang, maar kreeg te horen dat hij geen recht had op opvang vanwege zijn reguliere verblijfsvergunning. Na het verkrijgen van een asielvergunning voor bepaalde tijd op 15 februari 2023, diende eiser op 6 maart 2023 een schriftelijk verzoek in bij het COA voor opvang, dat werd afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mail van het COA van 7 maart 2023 een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat dit besluit een bevoegdheidsgebrek vertoont, omdat het niet door een bevoegde medewerker was ondertekend. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank gaf het COA de opdracht om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank oordeelde dat het COA nader onderzoek moet doen naar de huisvesting van eiser, aangezien hij niet in een opvangvoorziening verblijft en in het bezit is van een asielvergunning. De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij per direct opvang nodig had.
De rechtbank heeft het COA veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.