5.99.Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat Alfa als gevolg van het onrechtmatig handelen van [Beheer B.V. 1] , [Beheer B.V. 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] schade heeft geleden. De omvang van de schade is echter niet zonder meer gelijk aan de vordering van Alfa op [de B.V.] uit hoofde van de beëindiging van de factoringovereenkomst. De vordering van Alfa op [de B.V.] heeft immers betrekking op terugbetaling van bevoorschotting, niet betaalde facturen van Alfa en van derden en op de contractuele beëindigingsvergoeding. In de beëindigingsvergoeding zit bovendien een boete-element. [Beheer B.V. 1] , [Beheer B.V. 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] zijn slechts gehouden de schade te vergoeden die is ontstaan als gevolg van hun onrechtmatig handelen. Om die schade vast te stellen moet een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie en de hypothetische situatie zonder de onrechtmatige gedragingen. Om deze vergelijking te kunnen maken zijn extra gegevens nodig. Gelet hierop zal de rechtbank de procedure voor het vaststellen van de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure.
5.100. Het voorgaande leidt ertoe dat de door Alfa gevorderde verklaring voor recht dat [Beheer B.V. 1] , [Beheer B.V. 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Alfa geleden schade zal worden toegewezen en dat de zaak zal worden verwezen naar de schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure kan ook het beroep op eigen schuld van [Beheer B.V. 1 c.s.] worden beoordeeld, onder meer inhoudende dat Alfa meer vorderingen had kunnen innen waardoor haar vordering lager was geworden en dat Alfa de vervalste facturen had kunnen en moeten herkennen. De vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 7] zullen worden afgewezen.
Nakoming door de borgen, vordering in conventie onder E en in reconventie onder 5. en 6.
5.101. Alfa vordert nakoming door de borgen van hun verplichtingen uit hoofde van de borgstellingen. Alfa legt hieraan ten grondslag dat [de B.V.] als hoofdschuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis, zodat de borgen gehouden zijn tot nakoming. [de B.V. c.s.] betogen dat Alfa de borgen niet kan aanspreken omdat niet vaststaat dat Alfa een vordering heeft op [de B.V.] . Indien Alfa een (rest) vordering heeft op [de B.V.] , is dit volledig aan Alfa zelf te wijten, aldus [de B.V. c.s.]
5.102. De rechtbank heeft in het voorgaande geoordeeld dat Alfa een vordering heeft op [de B.V.] (zie 5.36). Vast staat dat de openstaande vordering van Alfa hoger is dan het totale bedrag waarvoor de borgen garant staan (in totaal € 310.000). Vast staat ook dat Alfa het per 10 mei 2022 openstaande bedrag van € 1.590.848,85 nog te vermeerderen met de boete van € 499.644 niet helemaal kon verhalen op openstaande debiteuren van [de B.V.] . Er stond weliswaar een bedrag van € 2.264.809,71 uit, maar daarvan heeft [de B.V.] een bedrag van ruim € 1.000.0000 zelf geïnd. Het verschil tussen de openstaande vordering per 10 mei 2022 van Alfa en de verkregen zekerheden – na inning door [de B.V.] – is hoger dan het bedrag waarvoor de borgen garant staan. Een en ander betekent dat Alfa zich op nakoming van de borgtochtovereenkomsten door de borgen kan beroepen.
5.103. [gedaagde sub 6] heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een particuliere borgstelling en dat Alfa niet aan haar zorgplicht jegens hem heeft voldaan. Alfa betwist niet dat zij niet aan een zorgplicht heeft voldaan die strekt tot bescherming van particuliere borgen. Zij heeft dat met zoveel woorden tijdens de mondelinge behandeling erkend. Zij stelt echter dat zij niet aan deze zorgplicht hoefde te voldoen omdat sprake is van een zakelijke borgstelling.
5.104. Op grond van artikel 7:857 BW is sprake van een particuliere borgtocht als de borgtocht is aangegaan door een natuurlijk persoon die noch handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, noch ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van een besloten vennootschap waarvan hij bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen heeft. [gedaagde sub 6] handelde naar het oordeel van de rechtbank weliswaar als feitelijk bestuurder, maar [gedaagde sub 6] is geen (direct of indirect) aandeelhouder van [de B.V.] . Hieruit volgt dat [gedaagde sub 6] voor deze borgtochtovereenkomst als particuliere borg heeft te gelden.
5.105. Nu Alfa niet heeft betwist dat zij niet aan haar zorgplicht jegens [gedaagde sub 6] heeft voldaan, kan zij zich niet op nakoming van de borgtochtovereenkomst ten aanzien van [gedaagde sub 6] beroepen.
5.106. De slotsom is dat de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zullen worden toegewezen en dat de vordering ten aanzien van [gedaagde sub 6] zal worden afgewezen.
5.107. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. Daartegen is alleen als verweer gevoerd dat de hoofdvorderingen niet toewijsbaar zijn. Dat verweer gaat niet op en ook overigens verzet zich niets tegen toewijzing van dit gedeelte van de vordering.
5.108. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van [de B.V. c.s.] in reconventie inzake de borgtochten van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] , inhoudende dat de rechtbank voor recht moet verklaren dat de borgen zijn ontslagen uit de verplichtingen uit de borgtochtovereenkomsten, afwijzen.
5.109. De vordering van [de B.V. c.s.] inhoudende dat [gedaagde sub 6] is ontslagen uit zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht zal worden toegewezen. Alfa heeft immers ten aanzien van [gedaagde sub 6] niet voldaan aan haar zorgplicht, waardoor zij geen nakoming van [gedaagde sub 6] kan vorderen.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring van vorderingen in conventie
5.110. Alfa heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [de B.V. c.s.] hebben hiertegen het verweer gevoerd dat de executie van een toewijzend vonnis zonder meer zal leiden tot onoverkomelijke financiële problemen bij [de B.V. c.s.] Subsidiair vorderen [de B.V. c.s.] dat aan een uitvoerbaar bij voorraadverklaring op de voet van artikel 233 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de voorwaarde wordt verbonden dat door Alfa tot een door de rechtbank te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
5.111. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Artikel 233 Rv bepaalt dat de rechter desgevorderd kan verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, tenzij uit de wet of de aard van de zaak anders voortvloeit (lid 1). De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld (lid 3).
5.112. Bij de beoordeling van het verweer van [de B.V. c.s.] moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkrijgt (Alfa) zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij ( [de B.V. c.s.] ) bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist (zie Hoge Raad 29 november 1996, NJ 1997/684). Mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie van het vonnis, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staan op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar moeten (slechts) meegewogen worden (zie Hoge Raad 28 mei 1993, NJ 1993/468).
5.113. Alfa wordt vermoed belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben, aangezien de vorderingen tot betaling van een geldsom aan Alfa (grotendeels) worden toegewezen. Gelet op de omstandigheden die hebben geleid tot de ontbinding van de factoringovereenkomst en de gedragingen van [de B.V. c.s.] in de periode daarna, is de rechtbank van oordeel dat het belang van Alfa zwaarder weegt dan het belang van [de B.V.] . [de B.V.] heeft de ontstane situatie immers min of meer over zichzelf afgeroepen door facturen te vervalsen teneinde haar werkkapitaal gefinancierd te krijgen en vervolgens ook nog eens geïnde factuurbedragen voor Alfa achter te houden.
5.114. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring dan ook toewijzen, omdat uit de wet of de aard van de zaak niet anders voortvloeit. De rechtbank ziet, gelet op haar overwegingen onder 5.113, geen reden om aan uitvoerbaar verklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat Alfa zekerheid stelt.
De overige vorderingen in reconventie: de beslagen
5.115. [de B.V. c.s.] vorderen een verklaring voor recht dat de door Alfa gelegde conservatoire beslagen ten laste van [de B.V. c.s.] onrechtmatig zijn en de verklaring voor recht dat Alfa aansprakelijk is voor de door [de B.V. c.s.] geleden en te lijden schade als gevolg van deze conservatoire beslagen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Verder vorderen [de B.V. c.s.] kort gezegd beëindiging dan wel opheffing van de beslagen.
5.116. De rechtbank zal de vorderingen gelet op de uitkomst van het geschil in conventie afwijzen, behalve ten aanzien van [gedaagde sub 7] .
5.117. Indien de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, zoals hier het geval is ten aanzien van [gedaagde sub 7] , vervalt het beslag van rechtswege, indien de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 704 lid 2 Rv). Ook kan een vordering tot opheffing van het beslag aanhangig worden gemaakt, zowel bij de voorzieningenrechter die het verlof tot het beslag heeft gegeven, als in de hoofdzaak, bijvoorbeeld in reconventie of bij provisionele eis.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv wordt een gelegd beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die de opheffing van het conservatoire beslag vordert – in dit geval [gedaagde sub 7] – om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger – in dit geval Alfa – gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. De rechtbank stelt hierbij voorop dat een vordering tot opheffing van het beslag niet slaagt op de enkele grond dat de vordering waarvoor beslag is gelegd is afgewezen. Er dient daarnaast een afweging van belangen plaats te vinden.
5.118. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 7] verklaard dat zij als gevolg van het beslag op haar woning en op de overwaarde van haar andere woning, die verkocht is, problemen ondervindt die doorwerken in de relationele sfeer.
5.119. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het belang van Alfa niet opweegt tegen het belang van [gedaagde sub 7] bij opheffing van het beslag. De gevolgen van het beslag voor [gedaagde sub 7] zijn kennelijk ingrijpend, zodat voortduring hiervan, mede in het licht van de afwijzing van de vordering van Alfa, niet kan worden gerechtvaardigd.
5.120. De rechtbank zal de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure ten aanzien van [gedaagde sub 7] toewijzen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 7] verklaard dat zij financiële problemen heeft als gevolg van het beslag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 7] hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig gelegde beslag. De omvang van de schade is nog onduidelijk.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring en dwangsom
5.121. [de B.V. c.s.] hebben gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Alfa heeft hiertegen het verweer gevoerd dat zij in de aanloop naar een eventueel hoger beroep opnieuw beslagen moet leggen, wat voor alle partijen tot aanvullende kosten zal leiden.
5.122. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de regel dat bij de beoordeling van een vordering als de onderhavige de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing behoort te blijven. De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal daarom worden toegewezen.
5.123. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevorderde dwangsom op te leggen, nu Alfa heeft verklaard dat er geen noodzaak is tot het opleggen van een dwangsom. De rechtbank concludeert daaruit dat Alfa bereid is te voldoen aan de haar in het eindvonnis op te leggen verplichtingen.
Tot slot in conventie en in reconventie
5.124. De rechtbank is van oordeel dat Alfa zowel (i) [de B.V.] , als (ii) [Beheer B.V. 1] , [Beheer B.V. 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] in verband met onrechtmatig handelen als (iii) [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] als borgen kan aanspreken voor het door [de B.V.] aan haar verschuldigde bedrag. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat vanzelfsprekend aan Alfa niet meer betaald hoeft te worden dan haar openstaande vordering vermeerderd met de daarover verschuldigde rente.
5.125. Alfa heeft geen belang bij een beslissing op de incidentele vorderingen, omdat de rechtbank in de hoofdzaak een eindvonnis wijst. De incidentele vorderingen zullen dus worden afgewezen.
5.126. [de B.V. c.s.] (met uitzondering van [gedaagde sub 7] ) zullen, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank kent voor de berekening van het forfaitaire salaris van de advocaat geen punten toe aan de akte van eiswijziging, omdat haar niet is gebleken waarom Alfa haar vorderingen niet allemaal direct bij de dagvaarding heeft ingesteld. De proceskosten (inclusief beslagkosten) namens Alfa worden begroot op:
- Dagvaardingen (3) € 341,73
- explootkosten (beslag) € 3.944,69
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat
totaal € 25.546,42
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
5.127. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op (zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, rov. 3.5; HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:335, rov. 3.2). Deze rechtspraak moet zo worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat. Daarbij geldt dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Voor afzonderlijke vermelding van de nakosten en de wettelijke rente daarover in de proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding. 5.128. De vorderingen van Alfa tegen [gedaagde sub 7] worden afgewezen. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat [gedaagde sub 7] zelf proceskosten heeft moeten maken. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten van [gedaagde sub 7] vast te stellen op nihil.
5.129. In reconventie zijn partijen over en weer in het gelijk gesteld, waarbij de rechtbank opmerkt dat zij onder 5.128 al heeft geconcludeerd van oordeel te zijn dat [gedaagde sub 7] geen aparte proceskosten heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor [gedaagde sub 6] . Gelet op dit een en ander zal de rechtbank de proceskosten in reconventie tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5.130. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling in de incidenten, vanwege de nauwe samenhang tussen de incidentele vorderingen en de vorderingen in conventie. Zij zal de kosten in het incident dan ook compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.