ECLI:NL:RBDHA:2023:11692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Egyptische eiser met betrekking tot militaire dienstplicht en geloofwaardigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt de asielaanvraag van een Egyptische eiser beoordeeld. De eiser, geboren in 1996, heeft op 8 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 19 juli 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand.

De eiser heeft verschillende redenen aangevoerd voor zijn asielaanvraag, waaronder politieke uitingen en activiteiten in verband met de revolutie in Egypte, problemen met zijn geloof, en vrees voor vervolging vanwege zijn militaire dienstplicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag op basis van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser heeft afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees van de eiser voor problemen vanwege de militaire dienstplicht ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, die in totaal € 1.674,- bedragen.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is op 27 juli 2023 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat de eiser niet in aanmerking komt voor toelating op basis van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17010
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Inleiding

Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1996. Hij heeft op 8 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 2 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft asiel gevraagd om verschillende redenen. Allereerst wegens politieke uitingen en activiteiten in verband met de revolutie van 25 januari 2011 in Egypte. Eiser was aanhanger van de moslimbroeders, heeft gedemonstreerd tegen [A] en tegen [B] en is naar aanleiding van een inval in een politiebureau veroordeeld tot een half jaar gevangenisstraf wegens het plegen van vernielingen en vandalisme. Ook heeft eiser Egypte verlaten in verband met zijn religie. Eiser houdt zich namelijk niet aan religieuze voorschriften in Egypte. Verder heeft eiser Egypte verlaten wegens problemen met een
aantal families. Ten eerste met zijn eigen familie, namelijk met zijn moeder die hertrouwd is en met zijn zus die gescheiden is. Ten tweede met de familie [familienaam 1] wegens een familievete. Deze vete is ontstaan na de dood van eisers neef bij een vechtpartij over een door de familie [familienaam 1] gestolen brommer van eisers neef. Na een aangifte door eisers familie zijn twee leden van de familie [familienaam 1] gearresteerd en gedetineerd. Ten derde heeft eiser problemen met de familie [familienaam 2] omdat zij eiser onder dwang een schuldbekentenis hebben laten ondertekenen en eiser hen nu een bedrag van 50.000 Egyptische pond verschuldigd is. Eiser is in verband hiermee na zijn vertrek uit Egypte aangeklaagd door de familie en wordt daarom gezocht door de Egyptische autoriteiten. Tot slot vreest eiser bij terugkeer naar Egypte voor problemen omdat hij de militaire dienstplicht niet heeft vervuld voor vertrek. Hij vreest dat hij bij terugkeer alsnog verplicht is om de dienstplicht te vervullen of voor gevangenisstraf wegens het niet vervullen van de dienstplicht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
6. nationaliteit en herkomst;
7. identiteit;
8. problemen vanwege geloof;
9. politieke uitingen en deelname demonstraties tegen [A] ;
10. politieke uitingen en deelname demonstraties tegen [B] ;
11. arrestatie en gevangenisstraf vanwege politieke uitingen tegen [A] ;
12. problemen vanwege politieke uitingen en meedoen aan demonstraties tegen [B] ;
13. militaire dienstplicht;
14. problemen met de familie [familienaam 1] .
6. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de elementen onder (1) en
(4) geloofwaardig zijn maar niet leiden tot de verlening van een asielvergunning. De overige elementen zijn volgens de staatssecretaris niet geloofwaardig. De staatssecretaris concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het oordeel van de rechtbank
Over de identiteit
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn identiteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij kan geen identiteitsdocument verkrijgen omdat hij geen document omtrent militaire dienstplicht heeft.
8. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond van eiser niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor zover eiser namelijk al zou moeten worden gevolgd in zijn stelling dat hij zijn identiteit niet met officiële documenten kan onderbouwen, laat dit onverlet dat de staatssecretaris aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij in verschillende lidstaten verschillende persoonsgegevens heeft opgegeven. Eiser staat immers in België geregistreerd als [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1999, in Zwitserland als [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2001 en in Nederland als [eiser] , geboren op [geboortedatum 1] 1996. De staatssecretaris heeft eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat eiser in de andere lidstaten bewust valse persoonsgegevens heeft opgegeven maar dat hij juist in Nederland wel de juiste gegevens heeft ingediend. Eiser heeft met zijn handelswijze verwarring gezaaid over
zijn persoonsgegevens en dit komt voor zijn risico.1
10. Ondanks de ongeloofwaardigheid van eisers identiteit heeft de staatssecretaris de gestelde problemen van eiser beoordeeld op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid. De rechtbank zal dan ook hierna ingaan op de beroepsgronden van eiser gericht tegen de door de staatssecretaris gemaakte beoordeling van de overige relevante elementen.
Over de problemen met de familie [familienaam 2]
11. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de problemen met de familie [familienaam 2] ten onrechte niet heeft aangemerkt als relevant element. Eiser benadrukt hierbij dat hij van derden heeft vernomen dat forse bedragen zijn ingevuld en dat hij geen reden heeft om hieraan te twijfelen, dat corruptie een ernstig probleem is in Egypte en dat hij geen documenten heeft kunnen indienen gelet op zijn jonge leeftijd ten tijde van vertrek uit Egypte en de afhankelijkheid van anderen voor het verkrijgen van documenten na zijn vertrek.
12. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond van eiser niet kan leiden tot het daarmee door hem beoogde doel. Eiser wil hiermee namelijk bereiken dat de staatssecretaris de problemen met de familie [familienaam 2] aanmerkt als relevant element en beoordeelt als onderdeel van zijn asielaanvraag. Echter, blijkens het bestreden besluit heeft de staatssecretaris (impliciet) de geloofwaardigheid beoordeeld van de problemen met de familie [familienaam 2] . De staatssecretaris heeft namelijk het standpunt ingenomen dat de vrees van eiser enkel gebaseerd is op verhalen van anderen en dat eiser dit element
- ondanks zijn toezegging daartoe tijdens het nader gehoor - niet heeft onderbouwd met documenten. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris om deze redenen de problemen met de familie [familienaam 2] ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Dat eiser geen reden ziet om te twijfelen aan hetgeen hij van derden heeft gehoord, laat onverlet dat de staatssecretaris heeft mogen vinden dat het enkel een aanname betreft. De staatssecretaris heeft ook mogen stellen dat de omstandigheid dat corruptie in zijn algemeenheid voorkomt in Egypte, nog niets zegt over de specifieke problemen die eiser stelt te hebben met de familie. Tot slot heeft de gemachtigde van de staatssecretaris ter zitting in reactie op eisers beroepsgrond aangevoerd dat ook niet is gebleken dat eiser enige moeite heeft gedaan om aan documenten te komen. De rechtbank volgt de staatssecretaris daarin. Eiser heeft immers niet gesteld dat hij een poging heeft gedaan om nog documenten te verkrijgen. De staatssecretaris heeft daarom aan eiser mogen tegenwerpen dat hij de gestelde problemen met de familie [familienaam 2] niet met documenten heeft onderbouwd.
Over de problemen met de familie [familienaam 1]
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de problemen met de familie [familienaam 1] ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser merkt op dat hij geen
documenten heeft kunnen indienen gelet op zijn jonge leeftijd ten tijde van vertrek uit Egypte en de afhankelijkheid van anderen voor het verkrijgen van documenten na zijn vertrek. Eiser merkt verder op dat hij nauwelijks contact heeft met zijn familie omdat hij niets te maken wil hebben met de vete, maar dat hij slechts weet heeft van enkele gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld na zijn vertrek. In Frankrijk heeft eiser nog problemen gehad met de familie [familienaam 1] omdat zij hem wilden ontvoeren.
1. Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
14. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ook ten aanzien van de gestelde problemen met de familie [familienaam 1] aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij geen documenten van de gestelde gebeurtenissen heeft ingediend. De gestelde problemen betreffen onder meer de dood van eisers neef en de detentie van leden van de familie [familienaam 1] in verband hiermee. De staatssecretaris heeft in redelijkheid het standpunt mogen innemen dat van eiser mag worden verwacht dat hij hiervan documenten heeft dan wel dat hij een poging heeft gedaan om documenten te verkrijgen. Van een dergelijke poging is niet gebleken. De rechtbank stelt verder vast dat hetgeen eiser verder heeft aangevoerd over de problemen met de familie [familienaam 1] een herhaling is van verklaringen die hij tijdens het nader gehoor heeft afgelegd en van stellingen die hij in de zienswijze heeft ingediend. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat en waarom eiser hierin niet wordt gevolgd. Met de enkele herhaling van wat eerder in deze procedure is aangevoerd heeft eiser niet duidelijk gemaakt op welke punten de motivering in het bestreden besluit ten aanzien van de gestelde problemen met de familie [familienaam 1] onjuist of onvolledig is, zodat dit niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Over de afkeer van het geloof
15. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij zich heeft afgekeerd van zijn geloof. Eiser heeft tijdens het nader gehoor overdreven om de afkeer van zijn geloof duidelijk te maken. Als kind had eiser geen keuze en was hij verplicht om mee te doen aan religieuze bijeenkomsten.
16. De rechtbank stelt vast dat hetgeen eiser heeft aangevoerd over zijn geloof een herhaling is van wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom dit het standpunt over de geloofwaardigheid niet anders maakt. Met de enkele herhaling van de zienswijze heeft eiser niet duidelijk gemaakt op welke punten de motivering in het bestreden besluit ten aanzien van eisers gestelde geloofsovertuiging onjuist of onvolledig is. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Over de deelname aan demonstraties tegen [A]
17. Eiser voert in het kader van de demonstraties tegen [A] aan dat de staatssecretaris op dit punt ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij geen documenten heeft ingediend, gelet op eisers jonge leeftijd ten tijde van vertrek uit Egypte. Eiser heeft geprobeerd contact op te nemen om documenten te verkrijgen maar heeft nog niets ontvangen.
18. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eisers deelname aan de demonstraties tegen [A] geloofwaardig heeft geacht. In zoverre treft eisers beroepsgrond dan ook geen doel. Voor zover de beroepsgrond is gericht tegen het standpunt van de staatssecretaris over de arrestatie en gevangenisstraf vanwege de politieke uitingen tegen [A] , overweegt de rechtbank als volgt. Ook in dit kader heeft de staatssecretaris aan eiser mogen tegenwerpen dat hij geen documenten heeft ingediend en dat niet is gebleken dat eiser een poging heeft gedaan om nog documenten te verkrijgen. Het betreft documenten van de arrestatie, veroordeling en detentieperiode van eiser. De staatssecretaris heeft in redelijkheid het standpunt ingenomen dat eiser in staat moet worden geacht om hierover documenten te verkrijgen. De enkele stelling in beroep dat eiser een poging heeft gedaan, heeft de
staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Eiser heeft niet geconcretiseerd welke stappen hij heeft ondernomen en heeft de gestelde poging ook niet onderbouwd met stukken.
Overigens heeft de staatssecretaris de gestelde arrestatie en detentie niet enkel ongeloofwaardig geacht vanwege het ontbreken van documenten, maar heeft de staatssecretaris ook gemotiveerd uiteengezet dat eiser de arrestatie en detentie niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. Laatstgenoemd standpunt van de staatssecretaris kan overeind blijven, alleen al omdat eiser het in beroep niet heeft bestreden.
Over de deelname aan demonstraties tegen [B]
20. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de deelname aan de demonstraties tegen [B] ongeloofwaardig is. De staatssecretaris heeft namelijk niet of onvoldoende in de beoordeling betrokken dat eiser Egypte op jonge leeftijd heeft verlaten, veel heeft meegemaakt en dat het daarom niet opmerkelijk is dat hij moeite heeft met het herinneren van data.
21. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het standpunt heeft ingenomen dat de verklaringen van eiser dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de machtsovername van [B] en dat hij Egypte begin 2012 heeft verlaten tegenstrijdig zijn met algemene informatie waaruit blijkt dat [B] de macht medio 2013 heeft overgenomen. In de stelling van eiser dat hij veel heeft meegemaakt en daarom moeite heeft met het herinneren van data, heeft de staatssecretaris geen verschoning hoeven zien voor de genoemde tegenstrijdigheid. Eiser heeft namelijk tijdens het gehoor niet gezegd dat hij moeite had om zich de datum/periode van vertrek uit Egypte te herinneren. Blijkens het verslag van het aanmeldgehoor heeft eiser wel verklaard dat hij niet meer exact de maand wist waarin hij is vertrokken uit Egypte, maar heeft hij ook verklaard dat hij denkt dat dit begin 2012 was. Eiser heeft de datum van vertrek uit Egypte dus wel bij benadering kunnen aangeven. Verder heeft eiser wel verklaard dat hij moeite had om een datum te herinneren, maar dit zag blijkens het verslag van het nader gehoor specifiek op de vraag wanneer eiser in detentie heeft gezeten. Ook in de correcties en aanvullingen is eiser niet teruggekomen op zijn verklaring dat hij begin 2012 uit Egypte is vertrokken.
Over de militaire dienstplicht
22. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de verklaringen van eiser over de problemen vanwege het niet hebben voldaan aan de militaire dienstplicht in Egypte ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft ook in dit kader ten onrechte het standpunt ingenomen dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is. Daarnaast heeft de staatssecretaris ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser zou zijn vrijgesteld van de dienstplicht omdat het voor de hand ligt dat eisers broer de dienstplicht al heeft vervuld.
23. De rechtbank oordeelt dat eiser terecht naar voren heeft gebracht dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de (gevreesde) problemen vanwege het niet hebben voldaan aan de militaire dienstplicht in Egypte ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft zijn standpunt gebaseerd op twee punten. Ten eerste op de omstandigheid dat de persoonsgegevens van eiser (waaronder zijn leeftijd) niet geloofwaardig zijn geacht en dat daarom ook niet is vast te stellen of eiser wel of niet voorafgaand aan zijn vertrek uit Egypte de dienstplicht heeft vervuld. De rechtbank acht dit argument van de staatssecretaris onvoldoende aangezien de staatssecretaris in het kader van de identiteit van eiser wel heeft opgemerkt dat voor de huidige procedure de in Nederland
opgegeven persoonsgegevens worden aangehouden en de staatssecretaris de overige relevante elementen ondanks de ongeloofwaardig geachte identiteit heeft doorgetoetst. Ten tweede heeft de staatssecretaris het standpunt ingenomen dat het in Egypte een algemeen gegeven en beleid is dat er maar één zoon binnen een familie de militaire dienstplicht moet vervullen. Nu eiser nog een andere broer heeft genaamd [broer] die in Egypte woont en die blijkens eisers verklaringen niet van de dienstplicht is vrijgesteld, ligt het volgens de staatssecretaris voor de hand dat [broer] inmiddels de militaire dienstplicht
heeft vervuld en dat eiser hiervan bij terugkeer naar Egypte is vrijgesteld. De staatssecretaris heeft in dit kader verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Egypte van 23 november 2021 (AA 2021), pagina 31. Eiser heeft terecht aangevoerd dat uit de betreffende passage alleen blijkt dat een tijdelijke vrijstelling kan worden verleend aan personen waarvan de broer al in het leger dient. Deze tijdelijke vrijstellingen worden blijkens het ambtsbericht elke drie jaar vernieuwd, waarbij de situatie opnieuw wordt beoordeeld totdat de persoon die het betreft de leeftijd van 30 jaar bereikt. De dienstplichtige moet zich blijkens het ambtsbericht melden als de reden waarvoor de vrijstelling is verleend, ophoudt te bestaan. De staatssecretaris heeft dan ook ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser vrijgesteld zou zijn van de dienstplicht omdat het voor de hand ligt dat zijn broer [broer] de dienstplicht al vervuld heeft.
25. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting aangevoerd dat het enkele feit dat eiser bij terugkeer naar Egypte de dienstplicht niet wil vervullen, onvoldoende is voor vergunningverlening. Op grond van paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 kan een vergunning namelijk worden verleend in verband met dienstweigering of desertie als de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij: (a) te vrezen heeft voor vervolging of bestraffing vanwege dienstweigering tijdens een gewapend conflict waarbij oorlogsmisdaden worden begaan; (b) gegronde vrees heeft voor onevenredige of discriminatoire bestraffing bij dienstweigering; of (c) ernstige en onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft vanwege zijn godsdienst of een andere diepgewortelde overtuiging, terwijl er geen mogelijkheid bestond om een vervangende dienstplicht te vervullen, en er een reële kans is dat weigering tot oplegging van een onevenredig zware bestraffing leidt. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft vervolgens toegelicht dat in het geval van eiser niet is gebleken van een situatie als bedoeld onder (a), (b) of (c).
26. De rechtbank kan het ter zitting door de gemachtigde van de staatssecretaris ingenomen standpunt volgen. Niet is gebleken van een situatie als bedoeld onder (a). Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk niet dat hij vreest voor het moeten plegen van oorlogsmisdaden. Evenmin is gebleken dat zich een situatie als bedoeld onder (b) voordoet. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft in dit kader niet ten onrechte aangevoerd dat niet is gebleken dat eiser risico loopt op onevenredige bestraffing wegens het niet vervullen van de dienstplicht. Uit het AA 2021, pagina 33, blijkt namelijk dat het niet vervullen van de dienstplicht kan leiden tot een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal twee jaar en dat volgens een bron in de praktijk een geldboete de gangbare straf is. Tot slot is niet gebleken van een situatie als bedoeld onder (c). Eiser heeft weliswaar bezwaren geuit tegen de dienstplicht maar niet is gebleken van ernstige gewetensbezwaren op grond van een godsdienst of andere diepgewortelde overtuiging.
Over het onthouden van een vertrektermijn en het opleggen van een inreisverbod
27. Eiser voert aan dat de staatssecretaris aan hem ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden op grond van artikel 62, tweede lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat Egypte geen veilig land van herkomst is. De staatssecretaris heeft daarom ook ten onrechte een inreisverbod opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.
28. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond berust op een onjuiste lezing van het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft niet het standpunt ingenomen dat Egypte een veilig land van herkomst is. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond in verband met de misleiding omtrent eisers identiteit en vanwege het afleggen van kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen omtrent eisers geloof en de deelname aan de demonstraties tegen [B] . Deze gronden zijn door eiser niet bestreden.

Conclusie en gevolgen

29. Het beroep is gegrond. Uit rechtsoverweging 20 volgt namelijk dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op rechtsoverwegingen 21 en 22 aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
30. Gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek, ziet de rechtbank aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.