ECLI:NL:RBDHA:2023:11824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inpassing en functioneren van een ambtenaar binnen de gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Eiser was werkzaam als Medewerker Archiefassistentie en was ontevreden over de indeling van zijn functie en de beoordeling van zijn functioneren. Eiser stelde dat zijn functie ten onrechte was ingedeeld in het functieprofiel Vakman Ondersteuning A, salarisschaal 5, terwijl hij vond dat hij recht had op een hogere indeling en salarisschaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inpassing van eisers functie op voldoende gronden berustte en dat de beoordeling van zijn functioneren als onvoldoende terecht was. Eiser had niet aangetoond dat de inpassing onhoudbaar was en de rechtbank oordeelde dat de formele functieomschrijving leidend is, niet de feitelijk verrichte werkzaamheden. Eiser had ook geen verzoek ingediend om op een andere functie te worden geplaatst of om zijn salariëring aan te passen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6800

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.H.A. Wessel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Kempers).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2019 (het primaire besluit 1) is eisers functie van Medewerker Archiefassistentie ingepast in het functieprofiel vakman A in de functiefamilie Ondersteuning.
Bij besluit van 4 december 2019 (het primaire besluit 2) is een beoordeling over eisers functioneren over de periode mei 2019 tot november 2019 vastgesteld. De beoordeling is onvoldoende.
Bij besluit van 24 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 30 juli 2021 heeft eiser hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2021 met behulp van een videoverbinding op zitting behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam] , de leidinggevende van eiser, hebben daaraan deelgenomen.
De rechtbank heeft op 8 oktober 2021 aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Daarbij is verweerder in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting en aanvullende informatie over te leggen over aanleiding, doel, aard en strekking en wijze van uitvoering van de aan het inpassingsbesluit ten grondslag liggende procedure en over het concreet ten aanzien van eiser genomen inpassingsbesluit.
Verweerder heeft bij brief van 16 november 2021 gereageerd. Eiser heeft bij brief van
14 december 2021 gereageerd op de stukken van verweerder.
Vervolgens heeft de rechtbank aan partijen gevraagd of één van hen behoefte heeft aan een nadere zitting. Partijen hebben niet aangegeven behoefte te hebben aan een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak daarna weer gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser werkte bij het Haags Gemeentearchief (HGA) bij de Ombudsman als administratie medewerker, salarisschaal 5. Per 1 januari 2010 is deze functie vervallen en is eiser aangewezen als bemiddelingskandidaat op grond van het Sociaal Beleidskader.
1.1.
Bij besluit van 5 januari 2011 is hij per 1 januari 2011 in dienst gestreden bij de gemeente Den Haag in de functie van medewerker archiefassistentie bij de directie Haags Gemeentearchief van de Bestuursdienst (BSD), salarisschaal 5.
1.2.
Bij besluit van 25 september 2014 is eisers functie ingepast in het Haags Generiek Functiehuis (HGF) als vakman A, salarisschaal 5 en behorend tot de functiefamilie Publieksfunctie.
1.3.
Bij besluit van 18 mei 2017 is eiser overgeplaatst naar het functieprofiel vakman A binnen de functiefamilie Publieksfunctie bij de sector Bibliotheek en Archief van de dienst Publiekszaken met bijbehorende schaal 5.
1.4.
Bij het primaire besluit 1 is het takenpakket met de roepnaam “Medewerker Archiefassistent” ingepast in het functieprofiel vakman A in de functiefamilie Ondersteuning.
1.5.
Bij het primaire besluit 2 is eisers functioneren over de periode mei 2019 tot november 2019 onvoldoende beoordeeld.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten (de commissie) van 21 augustus 2020 de bezwaren van eiser tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
2.1.
Verweerder heeft toegelicht dat eisers functie van medewerker archiefassistentie in 2019 opnieuw is bekeken in het kader van een actualisatie van de functies bij het HGA op grond van het HGF. Het takenpakket van eisers functie is ongewijzigd vastgesteld, maar ingedeeld binnen een andere functiefamilie. Bij het bestreden besluit is eisers functie ingedeeld in het functieprofiel Vakman Ondersteuning A, in plaats van het functieprofiel Vakman Publieksfunctie A. Beide functieprofielen zijn gewaardeerd in salarisschaal 5. Een hogere waardering zoals eiser wenst, is volgens verweerder niet aan de orde nu het takenpakket niet is gewijzigd en beide functieprofielen van Vakman A zijn gewaardeerd in salarisschaal 5. De inpassing van een functie in een functieprofiel wordt gebaseerd op de opgedragen taken, waarbij niet wordt meegewogen bij welke afdeling deze werkzaamheden horen. Het behalen van een diploma is een persoonsgebonden verandering, maar verandert niets aan de functie waarop eiser is aangesteld. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat eisers functie terecht in het functieprofiel Vakman Ondersteuning A is ingedeeld.
2.2.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat terecht is besloten om eisers functioneren in de periode mei 2019 - november 2019 met een onvoldoende te beoordelen. In deze periode was een verbetertraject met eiser afgesproken. Vast is komen te staan dat eiser de gemaakte afspraken over zijn houding en gedrag in deze periode onvoldoende is nagekomen evenals de afspraken die betrekking hebben op productienorm en werktempo. Ook heeft eiser onvoldoende meegewerkt aan het verbetertraject door niet op afspraken te verschijnen, niet op e-mailberichten te reageren dan wel de voortgang van zijn werkzaamheden te bespreken met zijn leidinggevenden. Ten aanzien van eisers stelling dat hij in deze periode door verweerder is gepest, getreiterd en geïntimideerd, merkt verweerder op dat hij het betreurt dat eiser dat zo heeft ervaren. Verweerder heeft veel weerstand bij eiser ervaren bij het bespreken van kritiekpunten. Met eisers huidige (functioneel) leidinggevende verloopt de communicatie een stuk beter. Verweerder hoopt dat dit eisers functioneren verder duurzaam ten goede komt.
Het betoog van eiser
3. Eiser is het niet eens met de indeling van zijn functie en voert aan dat hij ten onrechte is ingedeeld in de functie van Medewerker Archiefassistentie Vakman A, salarisschaal 5. De functiebeschrijving komt niet overeen met de feitelijke werkzaamheden die hij al sinds 2010 verricht bij de afdeling archieven bij het HGA, behorend bij de functie Medewerker Archief, salarisschaal 9. Hij wil daarom dat zijn functie wordt gewaardeerd in een hogere salarisschaal. Hij heeft als hoofdtaak het ordenen en beschrijven van archieven (inventariseren). Archiefassistenten bij de afdeling archiefassistentie hebben deze taak niet. Ook is hij gediplomeerd archivaris en geeft hij les in paleografie bij het HGA. Ondanks zijn vaardigheden en het niveau van de door hem verrichte werkzaamheden ontvangt hij als enige bij de afdeling archieven salarisschaal 5. Eiser ervaart dit als een ongelijke behandeling. Aan hem is de toezegging gedaan dat hij na het behalen van een archiefdiploma zou worden ingedeeld en ingeschaald in een functie met een hogere salarisschaal. Ondanks het feit dat hij dit diploma heeft gehaald, is hij nooit hoger ingeschaald.
3.1.
Ook is eiser het niet eens met zijn beoordeling en voert hij aan dat de beoordeling op onjuiste dan wel onvolledige gronden tot stand is gekomen. Hij betwist dat hij de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Verweerder heeft zich onredelijk opgesteld door hem in de veronderstelling te laten dat als hij aan de voorwaarden zou voldoen een aanpassing aan zijn functie zou worden gedaan. Eiser stelt dat hij door verschillende leidinggevenden is tegengewerkt en strenger is beoordeeld dan zijn collega’s, met de onvoldoende beoordeling tot gevolg. Zonder enig overleg vooraf is eenzijdig een onaanvaardbare combinatie van productienormen opgelegd, die niet aan collega’s is opgelegd. Eiser heeft bij voorbaat aangegeven dat dit voor hem niet haalbaar was. Met zijn nieuwe leidinggevende heeft hij wel een goede werkverhouding. Dit heeft inmiddels geresulteerd in een voldoende tussentijdse beoordeling. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat sprake is van een ongelijke behandeling.
Het oordeel van de rechtbank
Het inpassingsbesluit
4. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] is de rechterlijke toetsing bij de inpassing in een generieke functie terughoudend. Die toetsing is beperkt tot de vraag of de inpassing op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden inpassing niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd functieprofiel op zichzelf verdedigbaar is. Verder strekt een generieke functietypering naar haar aard tot een globale beschrijving van taken waaronder uiteenlopende individuele functies zijn te vatten en heeft zij dus niet het oog op een uitputtende beschrijving van concrete individuele werkzaamheden. [2]
4.1.
Voor de inpassing in het functiehuis is de formele functie(beschrijving) leidend en niet de feitelijk verrichte werkzaamheden. [3]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank berust het inpassingsbesluit op voldoende gronden. Zoals verweerder heeft toegelicht [4] gaat het slechts om de vraag of het (geactualiseerde) takenpakket van de medewerker archiefassistentie past bij het functieprofiel Vakman Ondersteuning A, salarisschaal 5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inpassing van dit takenpakket als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
4.3.
Vast staat dat eiser bij besluit van 5 januari 2011 is geplaatst in de functie van Medewerker Archiefassistentie, salarisschaal 5. Bij besluit van 25 september 2014 is die functie ingepast in het HGF als vakman A, salarisschaal 5 en behorend tot de functiefamilie Publieksfunctie. Bij besluit van 18 mei 2017 is eiser overgeplaatst naar het functieprofiel vakman A binnen de functiefamilie Publieksfunctie bij de sector Bibliotheek en Archief van de dienst Publiekszaken met bijbehorende schaal 5. Tegen deze besluiten heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze besluiten in rechte vast staan. Daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat de inpassing ten onrechte is geschied op basis van de functie van medewerker archiefassistentie. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat de inpassing op een onjuiste functie met een te lage schaal is gebaseerd.
4.4.
Als eiser vindt dat hij feitelijk een ander takenpakket uitoefent dat behoort tot een andere functie dan de functie van Medewerker Archief dan kan hij een verzoek indienen om op die andere functie te worden geplaatst. Datzelfde geldt als eiser vindt dat zijn salariëring moet worden aangepast. Dit heeft hij tot op heden niet gedaan. Het bestreden besluit ziet daar ook niet op.
5. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van verweerder toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het (geactualiseerde) takenpakket van de medewerker archiefassistentie anders zou worden ingepast dan in het functieprofiel Vakman Ondersteuning A, salarisschaal 5. Voor zover eiser betoogt dat is toegezegd dat hij zou worden geplaatst in een andere functie of dat zijn salariëring zou worden aangepast als hij zijn archiefdiploma zou behalen, kan dat niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, nu dat besluit niet ziet op (een verzoek om) plaatsing in een andere functie en evenmin op (een verzoek om) toekenning van een hogere schaal. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 4.4.
6. Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel kan om diezelfde reden evenmin slagen.
De beoordeling in 2019
7. Volgens vaste rechtspraak is de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. [5] Bij negatieve oordelen moet het bestuursorgaan dit met concrete feiten onderbouwen. Niet doorslaggevend is of elk feit dat het bestuursorgaan ter onderbouwing aanvoert boven elke twijfel is verheven en of sommige feiten niet (geheel) juist zijn vastgesteld of geïnterpreteerd. Bepalend is of de gegeven waardering, gelet op het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten, de terughoudende rechterlijke toetsing kan doorstaan.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser voldoende duidelijk heeft gemaakt wat van hem in zijn functie werd verwacht en eiser naar behoren op zijn functioneren en gedrag heeft aangesproken. Over een langere periode is geconstateerd dat eisers functioneren onvoldoende is en met name zijn houding en gedrag. Eiser is verschillende keren aangesproken op zijn houding en gedrag, heeft waarschuwingen gekregen en is bij besluit van 11 juli 2018 een disciplinaire straf opgelegd. De onvoldoende beoordelingen over 2017 en 2018, die in rechte vast staan, en het functioneren van eiser in de eerste helft van 2019 hebben ertoe geleid dat eiser een formele verbeterkans is aangezegd voor een periode van zes maanden. De stukken bieden voldoende onderbouwing van het standpunt van verweerder dat eiser in deze periode onvoldoende verbetering heeft laten zien. De rechtbank verwijst naar de e-mail van 12 augustus 2019 van de hiërarchisch leidinggevende van eiser, waarin is aangegeven dat eiser zich niet aan de gemaakte afspraken van het verbetertraject houdt. Op 15 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden, maar een inhoudelijk gesprek over zijn functioneren bleek door de opstelling van eiser niet mogelijk. Op
29 augustus 2019 ontving eiser opnieuw een schriftelijk waarschuwing dat zijn houding en gedrag onacceptabel zijn en dat van hem wordt verwacht dat hij zich aan de gemaakte afspraken houdt. Hierbij is hem een laatste verbeterkans geboden. Bij brief van 10 oktober 2019 is eiser geïnformeerd dat zijn laatste verbeterkans niet de gewenste uitwerking heeft gehad. De stelling van verweerder dat eiser geen proactieve en meewerkende houding laat zien om het verbetertraject te laten slagen berust hiermee op voldoende gronden. Niet in geschil is verder dat eiser de productienorm niet haalde. Dat hem een onredelijke productienorm is opgelegd, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt en blijkt ook niet uit de stukken. Dat eiser niet met verweerder over de productienorm in gesprek wilde gaan, komt voor eisers rekening. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de beoordeling van verweerder dat eiser onvoldoende heeft laten zien dat hij zijn functioneren en zijn houding en gedrag heeft kunnen verbeteren op voldoende gronden berust.
7.2.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het beoordelingsbesluit in rechte stand kan houden.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep (de Raad).
2.Uitspraak van de Raad van 28 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3802.
3.Uitspraak van de Raad van 25 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2049.
4.Onder 2.8 en 2.9 van de schriftelijke reactie van 12 november 2021 naar aanleiding van de heropeningsbeslissing.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 6 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2314.