Beoordeling door de rechtbank
3. Eisers zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] en hebben de Ecuadoraanse nationaliteit. Eisers zijn met elkaar getrouwd.
4. Op 30 november 2022 hebben zij een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de asielaanvragen niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.In dat artikel is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordeningis vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in EU-VISis gebleken dat Spanje aan eisers een visum heeft verleend, geldig van 5 november 2022 tot 17 februari 2023. Verweerder heeft de Spaanse autoriteiten op 23 februari 2023 verzocht om eisers over te nemen op grond van artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening. De Spaanse autoriteiten hebben dat verzoek op 2 maart 2023 geaccepteerd.
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvragen van eisers terecht niet in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
6. Niet in geschil is dat Spanje op grond van artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers.
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder de behandeling van hun asielaanvragen toch (onverplicht) aan zich had moeten trekken, omdat sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij stellen zich tevens op het standpunt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Daarnaast doen zij een beroep op hun medische situatie.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval anders is. Bij deze beoordeling is ook het arrest Jawovan belang. Als blijkt dat er sprake is van structurele tekortkomingen, dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRMen artikel 4 van het Handvestte vallen.
9. Eisers voeren aan dat het onzeker is dat zij in Spanje toegang zullen krijgen tot de opvang en de daarbij behorende voorzieningen. Zij hebben verwezen naar het AIDA-rapport ‘Spain 2022 Update’, waarin in paragraaf 2.7 is gerapporteerd dat er geen garanties worden gegeven aan andere lidstaten als het gaat om toegang tot de asielprocedure bij Dublinoverdrachten.
10. De rechtbank is van oordeel dat eisers met de verwijzing naar het AIDA-rapport niet aannemelijk hebben gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. De Afdelingheeft in haar uitspraak van 8 juli 2021op basis van de Update 2019 van het AIDA-rapport geoordeeld dat de opvangvoorzieningen in Spanje voor verbetering vatbaar zijn, maar dat niet is gebleken van structurele tekortkomingen. In de uitspraak van 27 januari 2023heeft de Afdeling overwogen dat de Update 2021 van het AIDA-rapport geen wezenlijk ander beeld schets van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten. De rechtbank ziet geen reden om hierover anders te oordelen dan de Afdeling in deze uitspraken heeft gedaan.
Over de door eisers aangehaalde Update 2022 is al in een aantal rechtbankuitsprakengeoordeeld dat ook deze update geen wezenlijke veranderingen laat zien. De rechtbank sluit zich bij dat oordeel aan.
11. De informatie uit het AIDA-rapport waarnaar eisers hebben verwezen, bevat geen concreet aanknopingspunt voor het oordeel dat vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening op basis van een claimakkoord worden overgedragen in Spanje te maken krijgen met pushbacks, of dat moet worden aangenomen dat eisers geen toegang zullen krijgen tot de opvang en de daarbij behorende voorzieningen. Verweerder heeft in het bestreden besluit overigens terecht opgemerkt dat de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn ook van toepassing zijn op de asielprocedure in Spanje en dat eisers kunnen klagen bij de Spaanse autoriteiten, als Spanje zich niet zou houden aan deze richtlijnen. Eisers hebben niet aangevoerd dat die mogelijkheid voor hen niet bestaat.
12. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Nederland onder medische behandeling staan. Zij hebben kort voor de zitting de meest recente behandelinformatie verstrekt, waaruit blijkt dat eiseres fysiotherapie krijgt voor haar knie en dat eiser voor onderzoek is doorverwezen naar een neuroloog in verband met pijnklachten, waar hij op 6 september 2023 een eerste afspraak heeft. Uit de informatie blijkt ook dat eiser een oogoperatie heeft ondergaan. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat de operatie geslaagd is, maar dat hij nog wel onder controle staat.
13. Uit het arrest C.K. tegen Sloveniëvolgt dat wanneer bij de vreemdeling sprake is van een ernstige medische aandoening, verweerder niet kan volstaan door louter te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de vreemdeling van een lidstaat naar een andere, of naar eventuele systeemfouten in het zorgstelsel van de verantwoordelijke lidstaat. Verweerder dient ook rekening te houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdacht kunnen voortvloeien. Een asielzoeker kan in deze context alleen worden overgedragen indien is uitgesloten dat hij door zijn medische omstandigheid wordt onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest.
14. Verweerder heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de informatie uit de GZA-patiëntendossiers van eisers die zij bij hun zienswijze hebben overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder mede op basis daarvan terecht heeft besloten dat de medische klachten van eisers geen aanleiding zijn om de asielaanvragen van eisers inhoudelijk in behandeling te nemen. De rugklachten van eiser en de knieklachten van eiseres waren bij verweerder bekend. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat uit de patiëntendossiers niet blijkt dat eisers onder specialistische behandeling zijn en dat er ook geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest geschikte land is om de klachten te behandelen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat Spanje dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland. Verweerder heeft in dat verband ook gewezen op artikel 32 van de Dublinverordening, op grond waarvan een uitwisseling van medische gegevens kan plaatsvinden tussen Nederland in Spanje. Eisers hebben met de in beroep overgelegde medische informatie niet aannemelijk gemaakt dat overdracht aan Spanje een reëel en bewezen risico inhoudt op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand. Van specialistische neurologische behandeling is (nog) geen sprake, aangezien een eerste consult is ingepland op 6 september 2023. Voor wat betreft de uitgevoerde oogoperatie heeft eiser ter zitting toegelicht dat deze geslaagd is en dat er alleen nog controles volgen.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
15. Eisers hebben aangevoerd dat hun zoon een Nederlandse verblijfsvergunning heeft en dat zij graag bij hem in Nederland willen verblijven. Eisers stellen zich op het standpunt dat het van onevenredige hardheid getuigt om hen te scheiden van hun zoon en naar Spanje over te dragen. Zij stellen dat zij afhankelijk zijn van de hulp en de zorg van hun zoon in Nederland. Zij hebben ook een verklaring overgelegd, die zij en hun zoon hebben ondertekend, waaruit blijkt dat zij ermee instemmen dat Nederland Spanje verzoekt om hun asielaanvragen inhoudelijk in Nederland te mogen behandelen, met het doel om de familie bij elkaar te houden. Ter zitting hebben zij toegelicht dat zij een beroep doen op artikel 16 en 17 van de Dublinverordening en dat zij de instemmingsverklaring in dat kader hebben ingebracht.
16. De lidstaten zorgen er normaal gesproken voor dat de verzoeker kan blijven bij of wordt verenigd met zijn kind, broer of zus, of ouder als zij afhankelijk zijn van elkaars hulp. De afhankelijkheid moet zijn gebaseerd op een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. De voorwaarde is verder dat het betreffende familielid wettig verblijft in één van de lidstaten. Ook moeten er al in het land van herkomst familiebanden hebben bestaan en moet het familielid of de verzoeker in staat zijn voor de afhankelijke persoon te zorgen. Ten slotte moeten de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen. Dit alles volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening.
17. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan verweerder de asielaanvragen ook onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen. Deze bevoegdheid is nader uitgewerkt in paragraaf C2/5 van de Vcen wordt in ieder geval gebruikt als er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid.
18. Het beleid van verweerder in paragraaf C2/5 van de Vc voor afhankelijke personen in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De IND stelt op grond van overgelegde medische stukken, verklaringen van medici en van de vreemdeling vast dat de vreemdeling zorg nodig heeft en daarin afhankelijk is van de hulp van zijn kind, broer of zus of ouder die wettig in Nederland verblijft. De IND beoordeelt op grond van de overgelegde informatie of een in Nederland verblijvend kind, broer, zus of ouder voor de in een andere lidstaat verblijvende vreemdeling kan zorgen. Voorwaarde is dat zij schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.” De rechtbank acht dit beleid redelijk.
19. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening. Zij hebben geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij zorg nodig hebben en voor die zorg afhankelijk zijn van de hulp van hun zoon die in Nederland woont. De stelling in de beroepsgronden dat de zoon eisers zo goed als hij kan ondersteunt en begeleidt in Nederland bij allerlei praktische zaken, waaronder medische kwesties, is onvoldoende om afhankelijkheid als bedoeld in deze bepaling aan te nemen. Het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening treft dan ook geen doel.
20. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden – anders dan de hiervoor gestelde afhankelijkheid – die maken dat de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. De overgelegde instemmingsverklaring geeft daarvoor geen onderbouwing. Dat eisers en hun zoon graag dichtbij elkaar willen wonen in Nederland is invoelbaar, maar levert op zichzelf geen bijzondere, individuele omstandigheid op, op grond waarvan verweerder had moeten aannemen dat overdracht leidt tot onevenredige hardheid.
21. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvragen van eisers (onverplicht) aan zicht te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.