ECLI:NL:RBDHA:2023:11907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J.J. Jansen, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 8 juni 2023, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat niet in geschil was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. De kern van het geschil betrof de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval nog van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat het aan de eiser was om aan te tonen dat er redenen waren om van dit beginsel af te wijken. De eiser slaagde hier niet in, ondanks zijn verwijzing naar rapporten die de opvangsituatie in Frankrijk aan de orde stelden. De rechtbank concludeerde dat de algemene verwijzing naar deze rapporten onvoldoende was om te concluderen dat de eiser geen opvang zou krijgen in Frankrijk.

De rechtbank benadrukte dat als de eiser wordt overgedragen aan Frankrijk, hij op eigen gelegenheid naar de toegewezen opvanglocatie moet reizen, wat een belemmering vormt, maar niet voldoende was om de hoge drempel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel te doorbreken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16861
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting te Breda behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. In geschil is of ten aanzien van Frankrijk nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgaan. Uitgangspunt is dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1256) en van 9 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:715). Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is daarin niet geslaagd.
2. Niet elk gebrek in de asielprocedure of de opvangsituatie leidt ertoe dat niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, zoals bedoeld in het arrest Jawo. [1] De algemene verwijzing van eiser naar het rapport van AIDA is hiervoor onvoldoende. Uit die rapportage maakt de rechtbank niet op dat Dublinterugkeerders geen opvang kunnen verkrijgen. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij tijdens zijn asielprocedure in Frankrijk recht had op nachtopvang. Daaruit volgt dat er sprake was van opvang. Daarnaast heeft hij naar eigen zeggen lang bij zijn oom of een vriend van die oom verbleven.
3. Als eiser wordt overgedragen aan Frankrijk dan zal hij naar alle waarschijnlijkheid aankomen op het vliegveld in Lyon. Hij zal dan op eigen gelegenheid moeten reizen naar de hem toegewezen opvanglocatie. Dat is een belemmering, maar met dat gebrek wordt de bijzondere hoge drempel van Jawo niet gehaald.
4. Als eiser in Frankrijk wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg hierover bij de Franse autoriteiten te klagen. Niet is gebleken dat klagen bij de Franse autoriteiten niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).