ECLI:NL:RBDHA:2023:11962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de toekenning van WGA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023, onder zaaknummer SGR 22/22, wordt de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, die haar WGA-uitkering hadden beëindigd en haar arbeidsongeschiktheid op 47,47% hadden vastgesteld. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 50,23%, maar eiseres was het niet eens met deze beoordeling en diende aanvullende beroepsgronden in. Uiteindelijk heeft het UWV haar arbeidsongeschiktheid opnieuw herbeoordeeld en vastgesteld op 80 tot 100%. Eiseres betwistte deze laatste beslissing, en de rechtbank moest beoordelen of de beperkingen van eiseres duurzaam waren, wat zou bepalen of zij recht had op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.

De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van eiseres niet duurzaam zijn. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een medische eindtoestand, gezien de aanstaande onderzoeken en behandelingen. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten chronisch zijn en dat de onderbouwing van de verzekeringsarts ontoereikend was, maar de rechtbank volgt de verzekeringsarts in zijn conclusie.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit III ongegrond, en verklaart het beroep tegen de eerdere besluiten niet-ontvankelijk. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-, en moet het UWV het betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. Deze uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de vereisten voor de duurzaamheid van beperkingen in het kader van sociale zekerheidsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/22

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).

Inleiding

Met het besluit van 20 april 2021 heeft het UWV de loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres beëindigd en haar vanaf 26 juni 2021 in aanmerking gebracht voor een WGA-vervolguitkering. Met het besluit van 18 mei 2021 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid, na herbeoordeling, ongewijzigd vastgesteld op 47,47%.
In bezwaar heeft het UWV het bezwaar tegen deze besluiten gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 50,23%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit I) van 25 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Op 29 maart 2023 heeft het UWV naar aanleiding van het aanvullende beroepschrift van 31 januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Met dit besluit (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bestreden besluit I in zoverre gewijzigd dat de mate van arbeidsongeschiktheid zowel per 28 januari 2021 als per 26 juni 2021 is vastgesteld op 57,68%.
Eiseres heeft aangegeven dat zij het niet eens is met het bestreden besluit II. Zij heeft op 12 april 2023 aanvullende beroepsgronden en medische informatie ingediend.
Op 11 mei 2023 heeft het UWV naar aanleiding van het aanvullende beroepschrift van 12 april 2023 en de nieuw ingebrachte medische informatie opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Met dit besluit (het bestreden besluit III) heeft het UWV het bestreden besluit II in zoverre gewijzigd dat de mate van arbeidsongeschiktheid zowel per 28 januari 2021 als per 26 juni 2021 is vastgesteld op 80 tot 100%.
Eiseres heeft aangegeven dat zij het ook met het bestreden besluit III niet eens is.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerker bediening voor gemiddeld 36,17 uur per week. Op 4 mei 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Vanaf 26 mei 2020 ontving eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering.
2. Eiseres heeft aan het UWV gemeld dat zij per 28 januari 2021 toegenomen arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Waarover gaat het in deze zaak

3. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten moet worden beoordeeld of de arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is, zodat zij recht heeft op een IVA [2] -uitkering in plaats van een WGA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het niet eens met het UWV. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar beperkingen, klachten en aandoeningen duurzaam zijn (ten minste voor de komende jaren). Zij heeft hier al vijf jaar mee te maken en het is in haar visie onlogisch om ervan uit te gaan dat er een redelijke kans is dat op de middellange termijn (binnen een paar jaar) de klachten en beperkingen (significant) zullen afnemen door onderzoeken en behandelingen. Zij heeft last van chronische aandoeningen die niet verdwijnen. Naar mening van eiseres is de onderbouwing van de verzekeringsarts ten aanzien van de duurzaamheid ontoereikend.
5. Eiseres vindt verder dat de functie van Medewerker gordijnen niet geschikt is voor haar, omdat zij aan zware astma lijdt en bij het werken met gordijnen veel stof vrijkomt.

Wat vindt de rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat, omdat de bestreden besluiten I en II zijn gewijzigd door het bestreden besluit III, het beroep van eiseres op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede is gericht tegen het bestreden besluit III. Omdat niet is gesteld of gebleken dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de bestreden besluiten I en II, zal de rechtbank haar beroep voor zover gericht tegen die besluiten niet-ontvankelijk verklaren.
7. Het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het bestreden besluit III, zal, omdat de rechtbank van oordeel is dat het bestreden besluit III berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag, ongegrond worden verklaard. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
Duurzaamheid
8. Volgens vaste rechtspraak gaat het bij de vraag of de beperkingen duurzaam zijn om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt met zich mee dat de inschatting van de (verzekerings)arts (B&B) van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres aan de orde zijn. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres. [3]
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 9 mei 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de aangegeven beperkingen in de FML niet duurzaam zijn. Hij heeft toegelicht dat er geen sprake is van een medische eindtoestand gezien de vele onderzoeken die nog plaats gaan vinden en de mogelijke behandelingen die daarna nog volgen. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op de gegevens van de behandelaar, waaruit blijkt dat: “PsyQ recent [heeft] vastgesteld dat de vorderingen met de therapie zeer traag verlopen. Daar heeft men intern over gesproken en men heeft besloten om een nader onderzoek te doen, waarbij cliënte uitgebreide (o.a. autisme, IQ en EQ) testen zal ondergaan om vast te stellen wat er verder met haar aan de hand is. Op 21 april
(de rechtbank begrijpt: 21 april 2023)zal cliënte naar PsyQ gaan om dit nader te bespreken. Er zal ook een slaaponderzoek worden uitgevoerd, waarvoor de eerste afspraak op 28 april 2023 met een neuroloog is gepland.” De rechtbank kan deze motivering volgen en volgt de verzekeringsarts B&B daarom in zijn conclusie dat de aangegeven beperkingen in de FML niet duurzaam zijn.
Geduide functies
10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij het bespreken van de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 mei 2023 vastgesteld dat er onvoldoende SBC-codes resteren om een mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen, waardoor eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. De eventuele ongeschiktheid van de functie van Medewerker gordijnen zou daaraan niets veranderen. De rechtbank zal daarom de beroepsgrond dat de functie van Medewerker gordijnen voor eiseres ongeschikt, niet inhoudelijk beoordelen.

Conclusie en gevolgen

11. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 28 januari 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
12. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
13. Omdat het UWV in beroep de bestreden besluiten I en II heeft vervangen door het bestreden besluit III, ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiseres voor de behandeling van het beroep heeft gemaakt. De rechtbank stelt deze proceskostenvergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,-. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift en twee keer 0,5 punt voor het indienen van schriftelijke inlichtingen naar aanleiding van de bestreden besluiten II en III. Per punt heeft dat een waarde van € 837,- bij wegingsfactor 1. Ook moet het UWV het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit III ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 10 augustus 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896 en 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1415.