ECLI:NL:RBDHA:2023:12141
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 24 mei 2023. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ingebrekestelling prematuur zou zijn ingediend op 27 januari 2023. De opposante had verzet aangetekend, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingewilligd. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er nog procesbelang bestaat bij het verzet, omdat er geen bestuurlijke dwangsommen aan de opposante zijn uitgekeerd in het besluit van 29 juni 2023.
De rechtbank heeft de argumenten van de opposante beoordeeld, waaronder de stelling dat de ingebrekestelling op 29 januari 2023 en niet op 27 januari 2023 was ingediend. De rechtbank concludeert echter dat de door de opposante overgelegde bewijsstukken niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak te weerleggen. De staatssecretaris was niet eenduidig over de datum van ontvangst van de ingebrekestelling, maar de rechtbank blijft bij haar eerdere oordeel dat de ingebrekestelling prematuur was. Daarom is het verzet ongegrond verklaard en blijft de eerdere uitspraak in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.