ECLI:NL:RBDHA:2023:7655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf; prematuur ingediend beroep
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan een derde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eiseres heeft haar aanvraag op 29 juli 2022 ingediend. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 dient verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 27 januari 2023 lag. Eiseres heeft verweerder op diezelfde datum in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de beslissing.