ECLI:NL:RBDHA:2023:12264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.14013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overdracht aan Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 3 augustus 2023, is het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 9 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.A. Welling, betwistte dit besluit en voerde aan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wat zou kunnen leiden tot een schending van artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat hij kan concluderen dat er geen risico is voor eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling had mogen nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Het is aan de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat de staatssecretaris zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en verwijst daarbij onder andere naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 mei 2023. [2] Bulgarije voert systematisch pushbacks uit. Er is sprake van een fundamentele systeemfout die ook Dublinclaimanten raakt. Het is aan de staatssecretaris om nader onderzoek te verrichten.
5.1.
In de uitspraak van 2 maart 2023 [3] van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, oordeelde de rechtbank – kort samengevat – dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Er zijn volgens de rechtbank voldoende (serieuze) aanknopingspunten dat ook terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije te maken kunnen krijgen met pushbacks. Om die reden had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling dan wel tijdens de behandeling van hun asielverzoek. Gegeven de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van de vreemdeling komen.
5.2.
Er is geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen. Eiser betoogt dus terecht dat het aan de staatssecretaris is om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op hetgeen overwogen onder 5.1 en 5.2 is het beroep gegrond en krijgt eiser gelijk. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De andere beroepsgrond, namelijk dat de staatssecretaris de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich moest trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, wordt daarom niet beoordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan de staatssecretaris is om nader onderzoek te doen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om op grond van artikel 8:51a van de Awb de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen, omdat niet bekend is hoe lang het benodigde onderzoek zal duren. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 mei 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Rechtbank Den Haag (zp Arnhem) 2 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6550.
3.Rechtbank Den Haag (zp Arnhem) 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2454.