ECLI:NL:RBDHA:2023:12352
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.P.E.M. Pover, is niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. Y.D. Ancion.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen jegens eiser zal nakomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat Duitsland zich niet aan zijn verdragsverplichtingen houdt, ondanks zijn betoog dat hij bij terugkeer naar Duitsland een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM en indirect refoulement naar Turkije. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.