ECLI:NL:RBDHA:2023:12376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/628026 / HA ZA 22-340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschappelijke eigendommen en verrekening volgens huwelijkse voorwaarden in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de verdeling van gemeenschappelijke eigendommen en de verrekening volgens huwelijkse voorwaarden tussen twee voormalige echtgenoten, de man en de vrouw. Partijen zijn op [trouwdag] 2003 getrouwd en hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld die een uitsluiting van gemeenschap van goederen inhouden. De vrouw heeft op 19 juni 2020 een echtscheidingsverzoek ingediend, waarna de rechtbank op 8 oktober 2021 de echtscheiding heeft uitgesproken. De procedure betreft onder meer de verdeling van de woning in Italië, de toedeling van de hond, en de verrekening van schulden en vorderingen tussen partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de kans krijgt om de woning in Italië over te nemen, terwijl de hond aan de vrouw wordt toegedeeld. De vrouw moet de man een bedrag van € 48.088,97 betalen, wat voortvloeit uit de verdeling van de gemeenschap en de verrekening van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft ook de verzoeken van beide partijen om inzage in financiële stukken afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de claims van benadeling van de gemeenschap. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan op 12 juli 2023, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis biedt een gedetailleerd overzicht van de financiële en juridische aspecten van de echtscheiding, inclusief de verdeling van activa en passiva, en de toepassing van de huwelijkse voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknummer: C/09/628026 / HA ZA 22-340
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.E.W.C.M. Kneepkens te Naarden,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.C. Mens te Hoofddorp.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Partijen zijn op [trouwdag] 2003 getrouwd. Om de juridische aspecten van hun huwelijk te regelen zijn zij huwelijkse voorwaarden overeengekomen (hierna ook: “HV”). In deze procedure vorderen zij over en weer onder meer verdeling van gemeenschappelijke eigendommen, verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden en vaststelling van interne draagplicht voor schulden. Ook menen partijen dat de ander de gemeenschap benadeeld heeft. Verder wil de vrouw inzage in financiële stukken van de man.

2.De uitspraak van de rechtbank in het kort

2.1.
In deze uitspraak stelt de rechtbank vast hoe de financiële banden tussen partijen moeten worden afgewikkeld. Daarbij beslist de rechtbank onder meer dat de man de kans krijgt de woning in Italië over te nemen en dat de hond [naam 1] wordt toegedeeld aan de vrouw. De vaststelling van vorderingen over en weer leidt ertoe dat de vrouw nog een bedrag aan de man moet betalen. De vorderingen voor benadeling wijst de rechtbank af. Ook de door de vrouw gevorderde inzage in stukken wordt afgewezen. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot deze beslissingen komt.

3.De procedure

3.1.
Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding van 5 april 2022 met de bijlagen 1 tot en met 6
  • het herstelexploot van 21 april 2021, waarbij een onjuist adres van de rechtbank hersteld is
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie en de bijlagen 1 tot en met 14
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het vonnis van 2 november 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast
  • de conclusie wijziging en vermeerdering van eis van de man van 2 januari 2023 met de bijlagen 3 tot en met 5
  • de regiezitting, gehouden op 9 januari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de akte wijziging en vermeerdering van eis, tevens overlegging bijlagen 1-8 van de vrouw, door de rechtbank ontvangen op 27 maart 2023
  • de brief van de man van 14 april 2023 met een overzicht van de openstaande geschilpunten
  • de brief van de vrouw van 17 april 2023 met een overzicht van de openstaande geschilpunten
  • de antwoordakte van de man van 18 april 2023 met wijziging en vermeerdering van eis en de bijlagen 6 tot en met 25
  • het bericht van de man van 25 april 2023 met de gecorrigeerde bijlage 13 en een overzicht van de openstaande geschilpunten
  • de antwoordakte van de vrouw (door haar aangeduid als conclusie van antwoord) van 25 april 2023 inzake de wijziging en vermeerdering eis van de man
  • de mondelinge behandeling van 28 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de akte van de vrouw van 17 mei 2023 met de bijlagen 1 tot en met 7
  • de akte van de man van 17 mei 2023 met de bijlagen 26 tot en met 30
  • de antwoordakte van de vrouw van 31 mei 2023 met bijlage 1
  • de antwoordakte van de man van 31 mei 2023 met bijlagen.
3.2.
Ten slotte is bepaald dat de rechtbank vandaag uitspraak doet.

4.De feiten

4.1.
In de huwelijkse voorwaarden van partijen staat, voor zover hier relevant, het volgende:
Uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten sluiten elke gemeenschap van goederen uit.
(…)
Geschil met betrekking tot goederen.
Artikel 3.
Tussen de echtgenoten kan een geschil bestaan met betrekking tot de vraag aan wie van hen roerende zaken of rechten aan toonder toebehoren, die niet onder de werking van een bewijsovereenkomst vallen. Indien geen van hen zijn rechten op die goederen kan bewijzen, worden deze geacht aan ieder van de echtgenoten voor de helft toe te behoren.
(…)
Vergoedingsrechten.
Artikel 4.
Een echtgenoot heeft een vergoedingsrecht jegens de andere echtgenoot indien een bedrag of waarde ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen is onttrokken. De vergoeding is gelijk aan het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking en is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen die opeisbaarheid verzetten.
(…)
Verrekening van inkomsten
Artikel 9
1. De echtgenoten zijn verplicht om jaarlijks te verrekenen hetgeen van hun inkomen resteert, nadat daarop de bijdrage in de kosten van de huishouding in mindering is gebracht. (…)
5. Indien tijdens het huwelijk in het geheel niet is verrekend, wordt het vermogen dat ieder van de echtgenoten bij ontbinding van het huwelijk heeft tot op tegenbewijs geacht met de bespaarde inkomsten te zijn verkregen. (…)
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 14
2. Bij het einde van het huwelijk door echtscheiding alsmede bij scheiding van tafel en bed zullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren met inachtneming van de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de opbrengst van een en ander en wat voor een en ander in de plaats is gekomen, alsmede wat klaarblijkelijk onverteerd is gebleven van hetgeen op grond van de jaarlijkse verrekening werd verkregen.
(…)
5. De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert zo, dat ieder van hen de helft geniet van de waarde van de beide vermogens.”
4.2.
De vrouw heeft op 19 juni 2020 een echtscheidingsverzoek ingediend. Deze rechtbank heeft op 8 oktober 2021 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 24 februari 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de beschikking heeft de rechtbank de verzoeken over en weer over het vaststellen van de verdeling en verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden afgewezen, omdat die verzoeken onvoldoende onderbouwd waren of te laat in de procedure gedaan waren.

5.Het geschil

in conventie
5.1.
Samengevat vordert de man na eiswijziging dat de rechtbank
I. de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, de verrekening van de huwelijkse voorwaarden en de vergoedingsrechten vaststelt zoals door de man uiteengezet in zijn dagvaarding en conclusie vermeerdering eis;
II. bepaalt dat de vrouw de hond moet afgeven aan de man, met een dwangsom van € 500,– per dag dat de vrouw dat niet doet;
III. de vrouw veroordeelt om het bedrag waarvoor zij de gemeenschap heeft benadeeld te vergoeden;
IV. vaststelt dat het geld dat bij de notaris in depot staat aan de man toekomt en de vrouw veroordeelt mee te werken aan uitkering van het geld aan de man;
V. de vrouw veroordeelt in de proceskosten, met rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis;
VI. de vrouw veroordeelt de nakosten te betalen.
in reconventie
5.2.
De vrouw heeft een tegenvordering ingesteld. Zij vordert in reconventie samengevat en na eiswijzigingen, dat de rechtbank
de voormalige echtelijke woning in [plaats 2] aan de vrouw toedeelt tegen een waarde van € 585.000,–, met de bepaling dat met de overwaarde eerst de hypothecaire geldlening moet worden afgelost en vervolgens de schuld van partijen aan de moeder van de vrouw moet worden afgelost;
bepaalt dat de woning en het perceel met de woning van partijen in Italië wordt verkocht aan een derde, dat met de opbrengst gemeenschappelijke schulden moeten worden betaald, dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de man voor verkoop en levering, en dat de man dwangsommen verbeurt als hij niet meewerkt;
bepaalt dat de beleggingsverzekering van partijen bij Reaal wordt afgekocht en bij helfte wordt verdeeld;
bepaalt dat de bankrekening [rekeningnummer 1] wordt opgeheven en het saldo aan de vrouw toekomt;
bepaalt dat de Italiaanse en/of-bankrekening wordt opgeheven, dat de man het saldo per peildatum moet specificeren en dat dit saldo bij helfte wordt verdeeld;
bepaalt dat de inboedel wordt verdeeld op de door de vrouw voorgestelde manier en dat de man de vrouw moet betalen voor overbedeling;
bepaalt dat partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn voor de aan de woning in [plaats 3] gekoppelde hypothecaire geldlening bij Florius;
beveelt dat de man bewijsstukken overlegt van de geldlening bij BNP en bepaalt dat de man draagplichtig is voor deze lening, of (subsidiair) bepaalt dat de gemeenschap een vordering op de vennootschap van de man heeft;
bepaalt dat partijen beiden voor de helft draagplichtig zijn voor de eerste geldlening van de ouders van de vrouw van € 150.000,–;
bepaalt dat de man geheel draagplichtig is voor de tweede geldlening van de ouders van de vrouw van € 45.378,–;
bepaalt dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de geldleningen van [naam 2] en [naam 3] en bepaalt dat die leningen moeten worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woningen;
de man beveelt om bewijsstukken over te leggen van de geldlening bij Interbank en de onderlinge draagplicht bepaalt;
de man beveelt om bewijsstukken over te leggen van de geldlening bij Defam;
bepaalt dat het saldo per peildatum van bankrekening [rekeningnummer 2] bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
de man beveelt om een specificatie van het saldo per peildatum op de ING-rekening eindigend op [rekeningnummer 6] over te leggen en de man veroordeelt het hele saldo aan de vrouw te vergoeden wegens opzettelijke verzwijging;
de man beveelt om een specificatie van het saldo per peildatum op bankrekening [rekeningnummer 7] over te leggen en de man veroordeelt het hele saldo aan de vrouw te vergoeden wegens opzettelijke verzwijging;
bepaalt dat de man stukken overlegt over de rekening-courantschuld aan zijn vennootschap en bepaalt dat de verrekening met het aandeel van de vrouw in die schuld pas plaatsvindt op het moment dat de man zijn schuld aan de vennootschap aflost;
de man beveelt bewijsstukken over te leggen van zijn schuld aan [naam 4] en [naam 5] en bepaalt dat de man draagplichtig is voor deze schulden en de man de vrouw € 1.750,– moet vergoeden;
bepaalt dat de hond eigendom is van de vrouw en de kinderen of subsidiair de hond aan de vrouw toedeelt onder vergoeding van het aandeel van de man;
bepaalt dat de man € 5.000,– moet betalen wegens verkoop van de grote boot;
bepaalt dat de man € 1.000,– moet betalen wegens verkoop van de kleine boot;
bepaalt dat de man € 3.500,– moet betalen wegens verkoop van twee elektrische fietsen;
bepaalt dat de man € 2.000,– moet betalen in verband met de Yamaha motorfiets;
bepaalt dat de man bewijsstukken moet overleggen waaruit blijkt met welk geld het perceel met de woning in Italië gekocht is, waaraan de opbrengst van het appartement van de man in [plaats 4] is besteed, welke verbouwingen aan de woning in Italië zijn uitgevoerd en met welk geld die verbouwingen zijn gefinancierd;
de man beveelt bewijsstukken over te leggen van het flexibel krediet vanaf september 2000 tot aflossing van dat krediet;
bepaalt dat de man de vrouw € 28.028,– moet betalen wegens een vergoedingsrecht voor door de vrouw ingebracht spaargeld;
bepaalt dat de man de vrouw € 53.358,50 moet betalen wegens een vergoedingsrecht voor door de vrouw ontvangen schenkingen;
bepaalt dat de man de vrouw een nader te specificeren bedrag moet betalen wegens kosten voor de gemeenschappelijke huishouding na peildatum 19 juni 2020;
de man veroordeelt in de kosten van deze procedure.

6.De beoordeling

6.1.
Omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen, behandelt de rechtbank die hierna gezamenlijk.
6.2.
Partijen hebben tijdens deze procedure verklaard dat zij het eens zijn geworden over de woning in [plaats 3] , de schuld aan de ouders van de vrouw en de waarde van de vennootschap van de man. De vordering voor openstaande huishoudelijke rekeningen heeft de vrouw tijdens de zitting ingetrokken. De rechtbank hoeft dus niet meer te beslissen op de punten 1, 7, 9, 10 en 28 van de tegenvordering van de vrouw.
in conventie en reconventie
Juridisch kader
6.3.
Partijen zijn het eens over de uitleg van hun huwelijkse voorwaarden. Die uitleg is als volgt. Tussen partijen ontstaat geen enkele goederenrechtelijke gemeenschap door het huwelijk. Wel worden de kosten van de huishouding naar rato van inkomen gedeeld. Ook krijgt de partij die iets voor de ander betaalt uit privévermogen een vergoedingsrecht voor die betaling. Partijen hebben de overeengekomen periodieke verrekening niet uitgevoerd. Dat betekent dat het finale verrekenbeding (artikel 14 HV) in werking treedt en zij nu met elkaar moeten afrekenen alsof zij in een algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren (een zogenoemde ‘pseudo-gemeenschap’). Buiten die finale verrekening blijven goederen die partijen voor het huwelijk hadden (aanbrengsten) en onder meer goederen die één van de partijen uit een erfenis of schenking verkregen heeft. Dit finaal verrekenbeding is slechts een methode van verrekening naar analogie van de verdeling van de gemeenschap van goederen. De verrekening heeft dus niet tot gevolg dat de partijen bij de verrekening moeten afrekenen alsof er tijdens het huwelijk of op het moment van de verrekening tussen hen daadwerkelijk een huwelijkse gemeenschap heeft bestaan. Goederen die tot een van beide privévermogens horen blijven daartoe behoren en worden niet aan de ander toebedeeld. Enkel de waarde van die goederen wordt betrokken bij de verrekening. Er zijn naast de privévermogens echter ook gemeenschappelijke eigendommen. Die moeten wel worden verdeeld. Daarnaast kunnen nog vergoedingsrechten bestaan. Partijen gaan er beiden vanuit dat verdeling van gemeenschappelijke eigendommen moet gebeuren vóórdat over wordt gegaan tot verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank volgt partijen op dit punt en zal de posten steeds beoordelen binnen het juridisch kader waar beide partijen vanuit gaan.
6.4.
Over de peildatum voor de omvang van de pseudo-gemeenschap zijn partijen het ook eens: dit is de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, 19 juni 2020. Partijen maken géén onderscheid tussen die peildatum en de peildatum voor goederen die gemeenschappelijk eigendom zijn (die verdeeld moeten worden). Zij gaan ervan uit dat de peildatum ook voor de eenvoudige gemeenschappen 19 juni 2020 is. Daarmee wijken zij dus af van de hoofdregel voor eenvoudige gemeenschappen dat de peildatum de datum van feitelijke verdeling is. De rechtbank zal partijen ook in deze afwijkende uitleg volgen.
6.5.
De rechtbank gaat hierna in onderstaande volgorde in op de door partijen naar voren gebrachte onderwerpen:
( a) De bankrekeningen en het flexibel krediet 8
En/of-rekening [rekeningnummer 1] 8
En/of-rekening [rekeningnummer 2] 8
Italiaanse en/of-rekening [rekeningnummer 3] 8
Rekening van de man [rekeningnummer 4] 8
Rekening van de vrouw [rekeningnummer 5] 8
Rekening van de man [rekeningnummer 6] 8
Flexibel krediet van de man met rekening [rekeningnummer 7] 8
Geen verzwijging en geen bevel om bankafschriften in te brengen 9
( b) Reaal beleggingsverzekering 10
( c) Woning in Italië en inboedel Italië 10
Overnemen woning door de man 11
Verkoop van de woning aan een derde 11
( d) Inboedel woning [plaats 3] 12
( e) De waarde van de (aandelen in de) vennootschap van de man 13
( f) Opbrengst verkoop Volvo 14
( g) Factuur voor zorgkosten 14
( h) De hond [naam 1] 14
( i) Appartement aan de [straatnaam] in [plaats 4] 15
( j) Hypotheekrente [plaats 3] 16
( k) Kosten schilder woning [plaats 3] 16
( l) Spaargeld van en schenkingen aan de vrouw 16
( m) Benadeling van de gemeenschap 18
( n) Schulden 19
( o) Uitkering depot 21
Conclusie: verdeling, verrekening en vergoedingsrechten 21
6.67.
Slotsom is dat de rechtbank op grond van artikel 14 lid 5 HV vaststelt dat de vrouw de man € 48.088,97 moet betalen uit hoofde van de voornoemde verdeling, verrekening, regres en vergoedingsrechten. 22
Proceskosten en nakosten 22
(a)
De bankrekeningen en het flexibel krediet
En/of-rekening [rekeningnummer 1]
6.6.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat zij de rekening en/of-rekening [rekeningnummer 1] als verdeeld beschouwen.
En/of-rekening [rekeningnummer 2]
6.7.
De bankrekening [rekeningnummer 2] is inmiddels opgeheven. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat zij het saldo van de en/of-rekening [rekeningnummer 2] per peildatum 19 juni 2020 bij helfte verdelen. Uit de door de man bijgevoegde afschriften blijkt dat het saldo op de peildatum € 0,– was. Omdat er niets op de rekening stond, verstaat de rechtbank dat het saldo van deze rekening verdeeld is.
Italiaanse en/of-rekening [rekeningnummer 3]
6.8.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat het saldo van de Italiaanse en/of-rekening per peildatum van € 84,27 bij helfte tussen partijen verdeeld wordt. De vrouw heeft afgesproken dat zij meewerkt aan wijziging van de tenaamstelling van de rekening, zodat de rekening op naam van de man komt. Omdat de man de rekening toegedeeld krijgt moet hij de helft van het saldo op peildatum, dus € 42,14, aan de vrouw vergoeden.
Rekening van de man [rekeningnummer 4]
6.9.
Partijen hebben tijdens de zitting afgesproken dat het saldo van [rekeningnummer 4] per peildatum van € 46,01 verrekend wordt en partijen beiden voor de helft toekomt. Dit betekent dat de man de vrouw € 23,01 moet betalen.
Rekening van de vrouw [rekeningnummer 5]
6.10.
Over het saldo van [rekeningnummer 5] hebben partijen afgesproken dat het saldo per peildatum wordt verrekend en partijen beiden voor de helft toekomt. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen op basis van de door de vrouw bijgevoegde bankafschriften van juni 2020 kunnen uitrekenen wat het saldo was op peildatum 19 juni 2020. De vrouw moet de helft van dat saldo aan de man betalen.
Rekening van de man [rekeningnummer 6]
6.11.
Uit de bankafschriften die de man bij zijn akte van 17 mei 2023 heeft gevoegd blijkt dat er op de rekening [rekeningnummer 6] op peildatum een roodstand was van € -8,28. De verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden brengt mee dat partijen beiden de helft van deze schuld moeten dragen, dus € 4,14.
Flexibel krediet van de man met rekening [rekeningnummer 7]
6.12.
De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling dat partijen € 45.106,– aan gemeenschappelijke uitgaven hebben gedaan van zijn flexibel krediet met rekeningnummer [rekeningnummer 7] en dat hij hiervoor een vergoedingsrecht heeft op de (pseudo-)gemeenschap. De rechtbank begrijpt dat de man zijn vordering baseert op artikel 4 HV. Daarin staat dat een partij een vergoedingsrecht op de andere partij heeft voor uitgaven die die partij uit privévermogen voor de andere partij heeft gedaan. De vrouw betwist echter dat uit het flexibel krediet van de man gezamenlijke uitgaven zijn gedaan. Zoals ter zitting is besproken, hebben er veel transacties tussen de verschillende rekeningen plaatsgevonden, soms via overboekingen en soms via contante transacties (pinnen en bijstorten). De rechtbank kan met het dossier in de hand geen sluitend geheel van deze transacties maken. De indruk dat het dossier geen volledig beeld geeft van de stortingen en onttrekkingen wordt versterkt door wat partijen ter zitting vertelden over hun situatie, waarin op een gegeven moment het ene gat met het andere werd gevuld. Daarom passeert de rechtbank deze stelling van de man, net zoals zij vergelijkbare stellingen van de vrouw hierna ook zal passeren.
6.13.
Uit de stukken die de man heeft bijgevoegd en wat partijen daarover ter zitting hebben gezegd, blijkt wel dat de man in overleg met de vrouw vanuit het flexibel krediet op 13 maart 2016 € 85.000,– heeft overgemaakt naar de en/of-rekening. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de man € 85.000,– privévermogen heeft ingebracht in de eenvoudige gemeenschap van de en/of-rekening. Anders dan de vrouw betoogt, is vervolgens niet relevant of van dit bedrag gezamenlijke uitgaven zijn bekostigd of dat dit bedrag is gebruikt voor de aankoop en renovatie van de woning in Italië. De man heeft voor de helft van dit bedrag een vergoedingsrecht op de eenvoudige gemeenschap. Bij verdeling betekent dat vrouw de man de helft, dus € 42.500,–, moet betalen.
Geen verzwijging en geen bevel om bankafschriften in te brengen
6.14.
De rechtbank volgt de vrouw niet in haar betoog dat de man tegenover haar bankrekeningen heeft verzwegen. De man heeft in deze procedure bankafschriften bijgevoegd waaruit blijkt welke privérekeningen hij heeft. Van verzwijging van die rekeningen is dus geen sprake. De rechtbank heeft ook geen stukken gezien die het vermoeden van de vrouw staven dat de man geld heeft “weggesluisd” en nog privévermogen elders heeft dat hij in deze procedure verzwijgt.
6.15.
Anders dan de vrouw in haar laatste akte schrijft, is tijdens de zitting niet afgesproken dat de man alle afschriften vanaf 2000 moest overleggen van de rekening [rekeningnummer 8] en het flexibel krediet [rekeningnummer 7] vanaf 2000. De afspraak was dat de man de saldi per peildatum zou specificeren, wat de man in zijn akte van 17 mei 2023 ook gedaan heeft. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de man op grond van artikel 22 Rv te bevelen alsnog alle afschriften in deze procedure te brengen. De vordering tot afgifte van stukken vindt ook geen grond in artikel 843a Rv. Artikel 843a Rv vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand stukken die hij heeft niet aan een ander hoeft af te geven. Artikel 843a Rv voorziet dus niet in een onbeperkt recht op afschrift van stukken tegenover degene die bepaalde stukken tot zijn beschikking heeft. De vrouw stelt dat uit de bankafschriften zal blijken dat zij meer vergoedingsrechten heeft op de man, maar zij licht niet toe om welke vergoedingsrechten het dan gaat. Het standpunt van de vrouw is daarmee in essentie een vermoeden dat zij probeert te staven met stukken waarvan niet duidelijk is of die relevante informatie bevatten. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan een partij slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. [1] De door de vrouw gevorderde inzage in de stukken wijst de rechtbank dus af.
(b)
Reaal beleggingsverzekering
6.16.
Partijen hebben tijdens de zitting overeenstemming bereikt over de Reaal beleggingsverzekering. De afspraak is dat de vrouw tot vier weken na de datum van dit vonnis de tijd heeft om de afkoop van die verzekering af te handelen. Doet zij dit niet, dan mag de man dit doen. Partijen zijn het erover eens dat zij beiden recht hebben op de helft van het bedrag dat Reaal uitkeert.
(c)
Woning in Italië en inboedel Italië
6.17.
De woning in Italië is gezamenlijk eigendom van partijen. De man wil de kans krijgen om de vrouw uit te kopen. De vrouw is het daar niet mee eens: zij vindt dat de man zijn kans daartoe al gehad heeft. Zij wijst erop dat partijen in het kader van een eerder kort geding op 25 januari 2022 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten waarin de man de mogelijkheid kreeg de woning voor € 250.000,– over te nemen. Volgens de vrouw is dat niet doorgegaan door aan de man te wijten omstandigheden. De vrouw wil daarom dat de woning nu wordt verkocht aan een derde. De rechtbank volgt de vrouw daarin niet. Uit het dossier komt voor de rechtbank het beeld naar voren dat het uitkopen van de vrouw door de man na de vaststellingsovereenkomst wegens oorzaken aan de kant van beide partijen niet gelukt is. De rechtbank geeft de man daarom nogmaals de kans om de woning over te nemen.
6.18.
Vraag is dan voor welke prijs de man de woning in Italië en de daar aanwezige inboedel mag overnemen. De man heeft een taxatierapport bijgevoegd waarin de taxateur de marktwaarde van de woning in juli 2022 heeft geschat op € 189.168,–, dus minder dan de € 250.000,– waar partijen eerder vanuit gingen. Volgens de man heeft hij gedwaald over de waarde van de woning. Hij stelt dat er iets mis is met de fundering van het huis en dat dit hem nog niet bekend was toen hij in de vaststellingsovereenkomst van januari 2022 akkoord ging met een prijs van € 250.000,–. Over de waarde van de inboedel en toebehoren stelt de man dat het voornamelijk gaat om relatief goedkope Ikea-meubels en een tractor van 46 jaar oud. De man stelt de waarde van de inboedel op € 15.000,– en biedt aan de helft van dit bedrag aan de vrouw te vergoeden. De vrouw neemt over de inboedel wisselende standpunten in: in haar antwoord schrijft zij dat zij akkoord is met toedeling van de inboedel en toebehoren aan de man tegen een vergoeding van € 7.500,–, maar tijdens de zitting heeft haar advocaat verklaard dat de vrouw wil dat zowel de inboedel in [plaats 3] als die in Italië eerst getaxeerd worden.
6.19.
De rechtbank beslist als volgt. De man onderbouwt niet wat er precies schort aan de fundering van de woning, zodat de rechtbank het beroep op dwaling passeert als onvoldoende onderbouwd. Dit neemt niet weg dat de vrouw onvoldoende heeft bestreden dat de inschatting van de taxateur van de (lagere) waarde van de woning in juli 2022 op zich juist is. Tijdens de zitting heeft de man zich bereid verklaard om, ondanks de lagere getaxeerde waarde, toch akkoord te gaan met een waarde van € 250.000,–. Om de discussie over de waarde van de woning en de inboedel te beslechten zal de rechtbank de waarde van de woning, de inboedel, tractor en toebehoren samen begroten op € 250.000,–. Daarmee krijgt de vrouw een vergoeding voor haar aandeel in de woning, inboedel en toebehoren en kunnen partijen verder met de afwikkeling.
Overnemen woning door de man
6.20.
De man krijgt vier maanden de tijd om aan te tonen dat hij de woning in Italië, de inboedel en toebehoren toegedeeld kan krijgen. De man licht toe dat een familielid bereid is om de overname van de woning te financieren, onder de voorwaarde dat de hypothecaire geldlening op de naam van dit familielid komt te staan. De man kan succesvolle financiering dus aantonen door de advocaat van de vrouw binnen een termijn van vier maanden een hypotheekofferte te sturen waaruit blijkt dat een bank bereid is de benodigde geldlening aan de man of aan zijn familielid te verstrekken. Als de man dit binnen vier maanden na datum van dit vonnis aantoont, is de vrouw verplicht mee te werken aan de overdracht van de woning aan de man. Dat geldt ook voor de voor die overdracht vereiste handelingen bij de notaris in Italië. Partijen moeten verder nagaan of voor de toedeling (en levering) van het aandeel aan de man naar het recht van Italië nog nadere vormvereisten gelden. Als dit het geval is, moeten partijen beiden voortvarend meewerken om aan die vereisten te voldoen. De kosten van de overdracht en levering van het aandeel van de vrouw aan de man komen in dit geval voor rekening van de man.
Verkoop van de woning aan een derde
6.21.
Als de man niet binnen vier maanden na de datum van dit vonnis aangetoond heeft dat hij de overname van de woning kan financieren, moet de woning verkocht worden aan een derde. Daarvoor moeten partijen dan de volgende stappen doorlopen:
De vrouw stuurt binnen twee weken na het verlopen van de termijn van vier maanden (hierna: “de termijn”) een bericht aan de man, waarin zij drie verschillende makelaars in Italië voorstelt die de woning kunnen verkopen.
Uit deze drie makelaars kiest de man er één. Hij bericht de vrouw binnen een week na het voorstel van de vrouw over zijn keuze. De vrouw is aan die keuze gebonden.
Als de vrouw niet binnen twee weken na het verlopen van de termijn haar voorstel doet, dan heeft de man vanaf de 15e dag na het verlopen van de termijn een week lang de tijd om zelf een makelaar te kiezen en de vrouw te berichten over zijn keuze. De vrouw is dan aan die keuze van de man gebonden. Als de man dit niet doet, mag de vrouw vanaf de 22e dag na het verlopen van de termijn een keuze maken uit de drie makelaars die zij voorstelde aan de man. De man is dan aan die keuze gebonden.
Binnen één week nadat partijen de makelaar op de hiervoor beschreven manier hebben gekozen, geven partijen samen aan de makelaar opdracht om de woning te verkopen. Partijen bepalen in overleg met de makelaar de vraagprijs. De vraagprijs moet worden gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning. Als partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar erin slagen om samen de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een in zijn of haar visie marktconforme vraagprijs, waar partijen dan aan gebonden zijn.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met de partij die de hoogste prijs biedt als die prijs volgens beide partijen de best mogelijke is. Als partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een bod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar de prijs naar beste weten en kunnen bindend bepalen of het bod geaccepteerd wordt.
Nadat de verkoopprijs bindend is vastgesteld door partijen of hun makelaar, zijn partijen verplicht mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan een derde.
Voor de overdracht van de woning moeten partijen een gezamenlijke opdracht geven aan een notaris om hen te begeleiden bij de levering van de woning. De notaris kiezen partijen volgens dezelfde stappen als zij hun makelaar hebben gekozen (zie hierboven de punten (1) tot en met (4)). De vrouw heeft dus tot en met één week na acceptatie van het bod om drie notarissen voor te dragen, enzovoorts.
Partijen zijn beiden verplicht de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten voor verkoop en levering aan een derde te dragen.
Bij verkoop aan een derde gaat de rechtbank ervan uit dat partijen in onderling overleg tot een verdeling komen van de inboedel en toebehoren van de woning in Italië.
( d)
Inboedel woning [plaats 3]
6.22.
Over de inboedel van de woning in [plaats 3] beslist de rechtbank als volgt. Volgens de huwelijkse voorwaarden van partijen vallen schenkingen en erfenissen buiten de verrekening. De man heeft onweersproken verklaard dat de volgende zaken afkomstig zijn uit schenkingen van zijn familie:
  • de cederhouten kast uit Suriname;
  • de broche en ring van de wijlen overgrootmoeder van de man;
  • de eiken dekenkist.
Deze goederen zijn eigendom van de man en vallen buiten de verrekening. Voor zover deze goederen nog in de woning in [plaats 3] staan, moet de vrouw de man toestaan om deze uit de woning op te (laten) halen.
6.23.
De man stelt dat het B&O flatscreen eigendom is van zijn vennootschap, maar de vrouw betwist dat en de rechtbank kan op basis van de door de man aangeleverde informatie niet vaststellen of dit klopt. De rechtbank stelt daarom met toepassing van artikel 4 HV vast dat het flatscreen gemeenschappelijk eigendom is. Omdat het flatscreen in gebruik is bij de vrouw en de kinderen, zal de rechtbank het flatscreen aan de vrouw toedelen. De rechtbank begroot de waarde op € 500,–, het gemiddelde [2] van de bedragen die partijen op de door hen bijgevoegde inboedellijsten aan het flatscreen toekennen. De vrouw is voor de helft van dit bedrag overbedeeld en moet de man dus € 250,– betalen.
6.24.
Partijen zijn het erover eens dat de eettafel gemeenschappelijk eigendom is maar zijn het oneens over wie de tafel moet krijgen. De rechtbank deelt de eettafel toe aan de man. De man heeft toegelicht dat hij de tafel zelf heeft ontworpen, wat tijdens de zitting met zoveel woorden is erkend door de advocaat van de vrouw. Op basis van de standpunten van partijen op de inboedellijsten [3] begroot de rechtbank de restwaarde van de tafel op € 750,–. De man is voor de helft van dit bedrag overbedeeld en hij moet de vrouw dus € 375,– betalen.
6.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat de acht Montis eetkamerstoelen gemeenschappelijk eigendom zijn. De rechtbank acht het redelijk dat iedere partij vier stoelen toegedeeld krijgt. Tijdens de zitting is gebleken dat de man al vier van de stoelen in zijn bezit heeft, waaruit de rechtbank begrijpt de verdeling feitelijk al heeft plaatsgevonden.
6.26.
De vrouw stelt in haar laatste akte dat de man uit de kluis van partijen dure spullen heeft gehaald.
6.27.
De rechtbank volgt de vrouw niet in haar betoog dat verrekend moet worden voor drie Breitling-horloges van de man. De vrouw stelt dat de man deze horloges tijdens het huwelijk gekocht heeft, maar de man betwist dat gemotiveerd. Hij betoogt dat hij maar twee Breitling-horloges heeft en voegt bonnen bij voor onderhoud van deze horloges bij een juwelier op data vóór het huwelijk. Uit de foto’s die de vrouw bijvoegt is het de rechtbank niet duidelijk dat het om drie horloges gaat en van de twee horloges die de man heeft stelt de rechtbank vast dat die vóór het huwelijk gekocht zijn. Dat betekent dat de horloges zijn aangebracht bij het huwelijk en op grond van artikel 14 lid 2 HV buiten de verrekening blijven.
6.28.
De vrouw heeft in de akte van 17 mei 2023 ook aanspraak gemaakt op:
  • haar trouwsieraden,
  • de wieg van de familie van de vrouw,
  • een spiegel uit Afrika,
  • alle digitale fotobestanden van de vrouw,
  • alle persoonlijke papieren van de vrouw (diploma’s, getuigschriften, contracten, vaccinatiepapieren van haar en de kinderen).
De man heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op de persoonlijke aard van de goederen zal de rechtbank deze zonder waardevergoeding aan de vrouw toedelen. Ten aanzien van de trouwsieraden merkt de rechtbank zekerheidshalve op dat dit niet geldt voorzover het de broche en ring van de wijlen overgrootmoeder van de man betreft.
6.29.
De vrouw stelt dat de man bij de verdeling van de overige inboedel van de woning voor € 3.940,– is overbedeeld. De rechtbank kan niet vaststellen dat de man overbedeeld is. De man betoogt dat partijen onder het toeziend oog van vrienden bepaald hebben welke spullen de man uit de woning mee mocht nemen. Dit heeft de vrouw verder niet weersproken en de rechtbank gaat er voor de rest van de inboedel dus vanuit dat partijen een (stilzwijgende) afspraak hebben gemaakt over de verdeling daarvan en dat zij de waarde van de goederen die beide partijen kregen in evenwicht achtten.
(e)
De waarde van de (aandelen in de) vennootschap van de man
6.30.
Partijen zijn het erover eens dat het eigen vermogen van de vennootschap van de man op de peildatum € 40.391,– was en moet worden verrekend volgens de huwelijkse voorwaarden. Ook zijn partijen het eens dat op dit vermogen nog een latente belastingclaim rust van € 10.602,–. Na aftrek resteert daarvan resteert dus een waarde van € 29.789,–, waarvan partijen beiden de helft toekomt. Dat betekent dat de man de vrouw € 14.894,– moet betalen.
6.31.
Partijen verschillen van mening over de vraag wie die rekening-courantschuld aan de vennootschap moet aanzuiveren. De rechtbank komt hier later in dit vonnis op terug.
(f)
Opbrengst verkoop Volvo
6.32.
Partijen zijn het erover eens dat de Volvo auto gemeenschappelijk eigendom was en dat de man de verkoopopbrengst van € 8.238,– ontvangen heeft op zijn privérekening. Hij moet de vrouw dus nog haar helft van € 4.119,– betalen.
(g)
Factuur voor zorgkosten
6.33.
Partijen zijn het erover eens dat de man de zorgkosten van € 442,50 betaald heeft. Tijdens de zitting hebben zij afgesproken dat de vrouw aan de man de helft van dit bedrag betaalt, dus € 221,25.
(h)
De hond [naam 1]
6.34.
Partijen zijn het niet eens over de vraag van wie de hond [naam 1] is. Uit de tegenstrijdige stellingen van partijen over onder meer wie [naam 1] betaald heeft en op wiens naam [naam 1] is geregistreerd kan de rechtbank niet opmaken dat [naam 1] privé-eigendom is van één van de partijen. In artikel 3 HV staat dat als géén van de partijen zijn eigendom van een goed kan bewijzen, er vanuit moet worden gegaan dat partijen beiden voor de onverdeelde helft eigenaar zijn. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [naam 1] gezamenlijk eigendom is van partijen.
6.35.
[naam 1] is sinds de echtscheiding bij de vrouw in [plaats 3] gebleven. De rechtbank ziet geen heil in de door de man voorgestelde omgangsregeling om [naam 1] in de vakanties bij de man te laten verblijven. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de eerdere afspraken over de omgang met [naam 1] niet goed werkten. De regeling die de man nu voorstelt zou opnieuw de kinderen belasten met de overdracht van de hond tussen de man en de vrouw. Bovendien heeft de man aangegeven dat hij op termijn wil emigreren naar Italië. Het is niet duidelijk hoe de overdracht van [naam 1] in zijn werk zou gaan als de man in het buitenland woont.
6.36.
Dit maakt dat de rechtbank er niet aan ontkomt om [naam 1] toe te delen aan één van de partijen, ondanks dat beide partijen zeer aan haar gehecht zijn. De rechtbank zal [naam 1] toedelen aan de vrouw. De rechtbank heeft daarbij oog voor het standpunt van de man dat hij met [naam 1] getraind heeft om te jagen en dat hij (ook) om die reden zeer aan haar gehecht is. Tegelijk heeft de vrouw verklaard dat zij [naam 1] vooral als gezelschapshond voor het gezin zag. De rechtbank begrijpt dat niet alleen partijen, maar ook de kinderen een band met [naam 1] hebben. Zij wonen voor zover de rechtbank hiermee bekend is bij de vrouw. Daarbij komt dat een verhuizing van [naam 1] naar de man voor de hond zelf ook de nodige stress met zich mee kan brengen. Deze omstandigheden geven voor de rechtbank de doorslag om [naam 1] aan de vrouw toe te delen. De door de man gevorderde afgifte van de hond aan hem wijst de rechtbank dus af.
6.37.
Omdat de vrouw [naam 1] toegedeeld krijgt moet zij de man een vergoeding betalen voor de financiële waarde van [naam 1] . De rechtbank volgt de vrouw niet in haar standpunt dat die waarde gelijk is aan de aankoopsom van € 950,–. De man merkt terecht op dat een jachthond zoals [naam 1] meer waard wordt door de opvoeding en training, die [naam 1] ook gehad heeft. De precieze waardestijging kan de rechtbank niet vaststellen, dus schat de rechtbank de financiële waarde van [naam 1] op € 1.225. De vrouw moet de man de helft daarvan vergoeden, dus € 612,50.
6.38.
Het voorgaande betekent dat de man het paspoort en de vaccinatiepapieren van [naam 1] aan de vrouw moet geven.
(i)
Appartement aan de [straatnaam] in [plaats 4]
6.39.
Voor het aangaan van het huwelijk had de man een appartement aan de [straatnaam] in [plaats 4] . Dit appartement is in 2016 verkocht en de man stelt dat hij een vergoedingsrecht heeft op de (pseudo-)gemeenschap omdat hij de verkoopopbrengst heeft ingebracht op de en/of-rekening van partijen. De vrouw betwist dat. De rechtbank volgt de man op dit punt. Uit de bankafschriften van de en/of-rekening en de nota van afrekening die de man heeft bijgevoegd blijkt dat op 8 augustus 2016 een bedrag van € 156.951,– is gestort door notaris Seinstra Van Rooij en dat dit bedrag de netto verkoopopbrengst van het appartement was. Anders dan de vrouw betoogt, is niet relevant of dit geld vervolgens is gebruikt voor de aankoop en verbouwing van het huis in Italië. Met de storting op de en/of-rekening viel dit geld in een eenvoudige gemeenschap en dit wordt niet anders als het geld vervolgens is gebruikt voor andere gezinsuitgaven. Dit betekent dat de man een vordering heeft op de eenvoudige gemeenschap van € 156.951,–. Dat komt bij verdeling van die gemeenschap per peildatum neer op een vordering van € 78.475,50 van de man op de vrouw.
6.40.
De rechtbank volgt partijen niet in hun standpunten dat zij over en weer vergoedingsrechten hebben voor kosten en (huur)opbrengsten van het appartement in [plaats 4] . Anders dan de vrouw betoogt, is voldoende duidelijk dat partijen het appartement in [plaats 4] verhuurd hebben aan derden. De man voegt correspondentie van de gemeente [plaats 4] bij waaruit blijkt dat verschillende derden zich door de jaren heen hebben ingeschreven op het adres in [plaats 4] . De betwisting van de vrouw dat de documenten van de gemeente [plaats 4] gewantrouwd moeten worden omdat die niet op officieel briefpapier van de gemeente staan volgt de rechtbank niet. Allereerst bevat het briefpapier het logo van de Gemeente [plaats 4] (drie kruisjes). Maar ook als dit niet het ‘officiële briefpapier’ zou zijn, maakt de vrouw niet inzichtelijk waarom alleen een verklaring van de gemeente op officieel briefpapier betrouwbaar zou zijn. Bovendien vermeldt de correspondentie de naam van een specifieke ambtenaar. De rechtbank heeft dus geen reden eraan te twijfelen dat er door de jaren heen verschillende derden ingeschreven stonden op het adres van het appartement. Dat is een aanwijzing voor verhuur. Daarbij komt dat de vrouw wisselende en met elkaar strijdige standpunten inneemt over de verhuur, namelijk enerzijds dat de woning helemaal niet verhuurd werd maar anderzijds dat er wel huuropbrengsten waren, maar dat die lager waren dan de man stelt. Ook om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat het appartement verhuurd werd.
6.41.
De rechtbank kan uit de over en weer betwiste lange lijsten van inkomsten uit en uitgaven voor het appartement niet opmaken wie over de verhouding tussen de baten en lasten van het appartement gelijk heeft. Uit het dossier blijkt in elk geval dat de man door de jaren heen uitgaven en contante opnames van de en/of-rekening heeft gedaan voor kosten van zijn privé-appartement in [plaats 4] en dat daar tegenover contante stortingen op de en/of-rekening stonden. Partijen hebben met deze gang van zaken beiden jarenlang ingestemd en (zoals de man onweersproken stelt) ook beiden op incidentele basis zelf gebruik gemaakt van het appartement. De rechtbank begrijpt uit die omstandigheden dat tussen partijen een stilzwijgende afspraak bestond om de lusten en lasten van het appartement tegen elkaar weg te strepen. Dit betekent dat de rechtbank géén vergoeding aan de man zal toekennen voor huuropbrengsten van de [straatnaam] en dat de vrouw evenmin recht heeft op een vergoeding voor uitgaven aan het appartement die gedaan zijn van de en/of-rekening.
(j)
Hypotheekrente [plaats 3]
6.42.
De rechtbank volgt de man niet in zijn betoog dat de vrouw de hypotheekrente voor de woning in [plaats 3] op grond van de redelijkheid en billijkheid volledig voor haar rekening moet nemen vanaf de datum van de echtscheidingsbeschikking. De verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden brengt mee dat partijen beiden de helft van alle schulden op de peildatum moeten dragen. Op zich is duidelijk dat het een aantal maanden heeft geduurd voordat de vrouw de man heeft uitgekocht voor zijn aandeel in de woning en dat de man voor die maanden heeft meebetaald aan de woonlasten terwijl hij niet in de woning woonde. Het is de rechtbank echter niet duidelijk dat het (uitsluitend) aan de vrouw te wijten is dat dit traject vertraging heeft opgelopen. Maar ook als de vertraging volledig door de vrouw veroorzaakt is, is dit nog niet zo’n uitzonderlijke omstandigheid dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat partijen de rentelasten gezamenlijk dragen.
(k)
Kosten schilder woning [plaats 3]
6.43.
De man stelt dat de woning in [plaats 3] na de peildatum is geschilderd en dat hij de schilder daarvoor € 3.950,– contant betaald heeft uit privévermogen. Volgens de man heeft hij dus een vergoedingsrecht voor een investering in een gemeenschappelijk goed voor de helft van dit bedrag. De vrouw erkent dat de man de schilder € 2.500,– betaald heeft, maar betwist dat er méér betaald is. Zij voegt een verklaring van de schilder en een Whatsapp-gesprek met de schilder bij. De schilder bevestigt in deze stukken dat eerst over een totaal van € 3.950,– gesproken is, maar dat hij uiteindelijk maar voor € 2.500,– schilderwerk heeft verricht. Voor de dakkappellen is volgens de schilder wel € 950,– geoffreerd, maar is dat werk uiteindelijk niet gedaan en is er ook niet voor betaald. Op de foto’s die de vrouw bijvoegt is de slechte staat van het schilderwerk van de dakkapellen te zien, en de rechtbank maakt daaruit op dat de dakkapellen niet recent geschilderd zijn. Dat er voor méér dan € 2.500,– aan schilderwerk verricht en betaald is staat dus niet vast. Dat betekent dat de man (slechts) € 2.500,– geïnvesteerd heeft in een gemeenschappelijk goed waarvan partijen beiden voor de helft eigenaar waren. De man heeft daarom een vordering op de vrouw voor de helft van het betaalde bedrag, dus voor € 1.250,–.
(l)
Spaargeld van en schenkingen aan de vrouw
6.44.
De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat zij bij aanvang van het huwelijk spaargeld heeft aangebracht dat op grond van artikel 14 lid 2 HV buiten de verrekening moet blijven. Als onderbouwing van het gestelde spaargeld voegt de vrouw een overzicht bij waarop saldi staan van januari 1999 tot en met mei 2001, maar daaruit blijkt niet duidelijk wat het saldo was bij aanvang van het huwelijk op [trouwdag] 2003.
6.45.
Wel kan de rechtbank op basis van het overzicht van de vrouw en de bijgevoegde bankafschriften vaststellen dat de vrouw vanaf 2009 bij de opheffing van verschillende privérekeningen geld heeft overgeboekt naar de en/of-rekening:
- 5 oktober 2009
3.135,59
- 5 oktober 2009
378,05
- 5 oktober 2009
12.948,23
- 15 januari 2010
37.620,00
- 16 maart 2011
454,47
- 17 maart 2011
80,91
+
Totaal
54.617,25
Omdat deze rekeningen werden opgeheven, was daarna geen tegen-transactie meer mogelijk, zodat de rechtbank het bedrag van € 54.617,25 wel als inbreng in de eenvoudige gemeenschap van de en/of-rekening aanmerkt, waarvoor de vrouw een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft. Bij verdeling betekent dat dat de vrouw een vordering van € 27.308,63 heeft op de man. De vrouw voert in haar overzicht nog enkele andere overboekingen voor relatief kleine bedragen op die volgens haar incidentele schenkingen aan haar zijn, maar hierbij ontbreekt toelichting zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
6.46.
Enkele andere door de vrouw gestelde schenkingen vindt de rechtbank wel voldoende onderbouwd. Uit de door de vrouw bijgevoegde schenkingsakten blijkt dat haar ouders aan haar drie administratieve schenkingen hebben gedaan, wat inhoudt dat een schenker zich schuldig verklaart voor een bedrag en over het verschuldigde bedrag een overeengekomen rente aan de begiftigde betaalt. De vrouw voegt drie akten bij, van 6 september 2006, 28 december 2007 en 17 december 2008. Dat de overeengekomen rente in elk geval tot en met 2008 is betaald op de en/of-rekening blijkt uit de door de vrouw bijgevoegde bankafschriften, waarop verschillende bijschrijvingen met de omschrijving “rente admin. lening” staan. De rechtbank gaat voorbij aan de betwisting van de man dat geld geleend zou zijn aan partijen samen voor de verbouwing van het huis. De schenkingsakten bevatten allen een uitsluitingsclausule waarin staat dat de schenkingen zijn uitgezonderd van gemeenschap en ook niet mogen worden betrokken in een verrekenbeding tussen echtgenoten. De man licht onvoldoende toe waarom hij toch mocht begrijpen dat de (rente over de) schenking ook aan hem toekwam.
6.47.
De rechtbank volgt man evenmin in zijn betoog dat de vrouw moet aantonen hoeveel schenkbelasting van de en/of-rekening is betaald over de jaarlijks ontvangen rente. De man stelt dat schenkbelasting betaald is en hij beroept zich op het rechtsgevolg daarvan, namelijk dat er verrekend moet worden. Op grond van de hoofdregel van 150 Rv is het dan aan de man om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de vrouw schenkbelasting betaald heeft van de en/of-rekening. De man onderbouwt die stelling echter niet en de rechtbank gaat hier daarom aan voorbij.
6.48.
De rechtbank stelt vast dat het totaal van de rente over de administratieve schenking die op de en/of-rekening betaald is € 56.717,– is. De vrouw heeft een vergoedingsrecht op de gemeenschap voor dit bedrag, wat bij verdeling neerkomt op een vordering van € 28.358,50 op de man.
6.49.
De vrouw stelt tot slot dat zij de verkoopopbrengst van een aan haar geschonken auto (een Lancia Delta) heeft ingebracht op de en/of-rekening. De vrouw noemt echter geen bedrag en biedt geen andere aanknopingspunten om de hoogte van de vermeende inbreng te begroten. De rechtbank gaat hier daarom aan voorbij.
(m)
Benadeling van de gemeenschap
6.50.
De rechtbank volgt de vrouw niet in haar betoog dat de man de gemeenschap benadeeld heeft. Van benadeling van de gemeenschap in de zin van artikel 1:164 lid 1 BW is pas sprake als vaststaat dat de man tijdens deze procedure of in de zes maanden voorafgaand aan deze procedure lichtvaardig schulden heeft gemaakt of goederen van de (pseudo-)gemeenschap heeft verspild. De rechtbank vindt dat daarvan geen sprake is. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat partijen samen een bepaalde levensstijl hebben gekozen die zij zich financieel niet konden permitteren. Zij deden beiden regelmatig grote (contante) uitgaven, zodat ook niet meer volledig is na te gaan wie aan wat geld heeft uitgegeven van de gezamenlijke rekening. Partijen hebben hun uitgavenpatroon kennelijk voortgezet in de periode dat de vrouw niet kon werken wegens gezondheidsproblemen en hebben in die periode ook samen de beslissing genomen een huis in Italië te kopen. De man heeft tijdens de zitting toegelicht dat door deze samenloop van omstandigheden de financiële situatie van partijen pas echt nijpend werd en hij vervolgens financiële beslissingen genomen heeft die – in de woorden van de man zelf – niet de schoonheidsprijs verdienen (gaten met gaten dichten, lenen van de kinderen, van vrienden, van de VvE). Het komt de rechtbank echter voor dat die keuzes vooral bedoeld waren om het gezin financieel draaiend te houden en niet om luxe uitgaven van de man zelf te bekostigen. Daarbij komt dat de vrouw zich op de hoogte had kunnen stellen van de gezinsfinanciën: zij had toegang tot de en/of-rekening en de man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw de administratie van het gezin deed. De rechtbank is er daarom niet van overtuigd dat de uitgaven en schulden die in deze procedure blijken voor de vrouw als een volledige verrassing komen. Dat er sprake is van verkwisting of lichtvaardig aangaan van schulden door de man is de rechtbank niet gebleken.
6.51.
Voor de betalingen aan de vennootschap van de man geldt dat deze betalingen werden gedaan van de en/of-rekening van partijen, zodat die betalingen ook voor de vrouw inzichtelijk waren. Bovendien heeft de man toegelicht dat partijen betalingen aan en onttrekkingen uit de vennootschap van de man hebben gebruikt als manier om zich uit de financiële problemen te redden. Verder heeft de man weliswaar uitgaven en contante opnames gedaan van de en/of-rekening voor zijn privé-appartement in [plaats 4] , maar daar tegenover stonden contante stortingen van huurinkomsten uit dat appartement op de en/of-rekening. Het komt de rechtbank dus voor dat tegenover de onttrekkingen uit de gemeenschap ook bijdragen aan de gemeenschap stonden. Ook op deze punten is dus geen sprake van benadeling van de gemeenschap.
6.52.
De rechtbank volgt de vrouw ook niet in haar betoog dat de man buiten haar weten om twee boten en twee elektrische fietsen van partijen heeft verkocht en het geld in eigen zak heeft gestoken. Allereerst heeft de vrouw niet onderbouwd dat deze goederen zijn verkregen tijdens het huwelijk en dus in de verdeling of verrekening betrokken moeten worden. Maar zelfs als hiervan wordt uitgegaan, blijkt uit de emails die de man bijvoegt dat het verkopen van bezittingen onderdeel was van het bemiddelingstraject door [naam 6] en [naam 7] , vrienden van partijen die hen hielpen met het saneren van schulden. Het verkopen van deze goederen deed de man dus met medeweten van de vrouw, of in ieder geval met de bedoeling gezamenlijke schulden af te lossen. Dit is geen benadeling van de gemeenschap.
6.53.
De vrouw stelt dat de man de gemeenschap benadeeld heeft door de Yamaha motorfiets te verkopen, maar tijdens de zitting is gebleken dat de motorfiets nog niet verkocht is. Tijdens de zitting heeft de man verklaard dat hij bereid is de motorfiets over te nemen. Volgens de man is de motorfiets € 1.200,– waard, het bedrag waarvoor hij de motorfiets heeft gekocht op Marktplaats. De rechtbank begrijp dat de man daarmee niet langer betwist dat de motorfiets gemeenschappelijk eigendom is. De vrouw is akkoord met een waarde van € 1.200,– toedeling aan de man tegen betaling van € 600,–. De rechtbank zal de motorfiets toedelen aan de man, wat betekent dat de man voor € 600,– is overbedeeld en dit bedrag aan de vrouw moet vergoeden. Als de motor nog bij de woning van de vrouw staat, moet de vrouw eraan meewerken dat de man de motor meeneemt.
6.54.
De man stelt op zijn beurt dat de vrouw de gemeenschap heeft benadeeld doordat zij in de maanden voorafgaand aan de indiening van het echtscheidingsverzoek een aantal privé-uitgaven heeft gedaan met geld van de en/of-rekening. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat de vrouw gemeenschappelijk geld heeft verkwist. Dat de vrouw forse bedragen met omschrijvingen als “boodschappen” en “bril” heeft afgeschreven vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwing. Als gezegd hadden partijen een bepaalde levensstijl en deze uitgaven van de vrouw passen in dat patroon. Dat de boodschappen altijd van de en/of-rekening en nooit van de privérekening van de vrouw werden betaald is door de man ook niet onderbouwd zodat de afschrijvingen ook in die zin niet ongebruikelijk zijn.
6.55.
De rechtbank wijst de vorderingen voor benadeling van de gemeenschap dus over en weer af.
(n)
Schulden
6.56.
Tijdens de zitting hebben partijen aangegeven dat zij over een aantal schulden overeenstemming bereikt hebben. De resterende (gemeenschappelijke) schulden waarover zij een beslissing van de rechtbank willen zijn:
Omschrijving
Hoogte schuld op peildatum
Geldlening van [naam 4]
€ 1.719,93
Geldlening van [naam 5]
€ 3.500,–
Rekening-courantschuld aan de vennootschap van de man
€ 68.909,–
Geldlening van Interbank
Niet gesteld
Geldlening van Defam
Niet gesteld
Geldlening van BNP
Niet gesteld
Geldlening van [naam 2]
€ 20.000,–
Geldlening van [naam 3]
€ 20.000,–
6.57.
De rechtbank volgt de vrouw niet in haar betoog dat de man op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid volledig draagplichtig is voor de schulden aan [naam 4] en [naam 5] , de vennootschap van de man, aan Interbank, Defam en BNP. De vrouw stelt dat de man zonder dat de vrouw dit wist schulden is aangegaan en dat hij dit geld gebruikt heeft voor privé-uitgaven, maar dat betoog slaagt niet. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen in 6.50, zijn partijen schulden aangegaan om hun gezamenlijke levensstijl te bekostigen. Er zijn de rechtbank geen omstandigheden gebleken die maken dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om af te wijken van het uitgangspunt dat partijen bij de verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden in hun onderlinge verhouding gelijk draagplichtig zijn voor bovengenoemde schulden.
6.58.
Uitgangspunt is dus dat partijen beiden de helft van alle schulden dragen. De rechtbank licht hierna per schuld toe wat daarvan het gevolg is.
6.59.
De geldlening van [naam 4] was op de peildatum € 1.719,93. Uit de door de man bijgevoegde stukken blijkt dat de man deze schuld inmiddels uit privégeld heeft terugbetaald. De man heeft dus meer dan zijn helft betaald en heeft een regresvordering op de vrouw van (€ 1.719,93 /2 =) € 859,96.
6.60.
De geldlening van [naam 5] was op de peildatum € 3.500,–. De vrouw is draagplichtig voor de helft hiervan, dus voor € 1.750,–. De man stelt dat hij dit geld al heeft terugbetaald, maar dit blijkt niet uit de door de man bijgevoegde stukken, zodat de rechtbank geen regresvordering kan toewijzen.
6.61.
De vrouw heeft tijdens de zitting verklaard dat de discussie over de rekening-courantschuld niet gaat over de hoogte daarvan. De rechtbank gaat er dus van uit dat de vrouw zich kan vinden in de door de man bijgevoegde jaarstukken van de vennootschap. Daaruit blijkt een hoogte van de schuld op peildatum van € 68.909,–. Het is niet gesteld of gebleken dat deze schuld al is afbetaald. Deze schuld zal dus nog moeten worden afbetaald, waarbij de vrouw voor de helft draagplichtig is, dus voor (€ 68.909,– /2 =) € 34.454,50.
6.62.
De man vindt dat de vrouw de lening van Interbank vanaf 8 oktober 2021 volledig moet dragen, omdat deze schuld volgens de man eerder was afgelost als de vrouw de woning sneller had overgenomen. De rechtbank volgt de man hierin niet, want het is niet gebleken dat de vertraging (volledig) aan de vrouw te wijten was (zie overweging 6.42). Partijen zijn gelijk draagplichtig voor de lening en te betalen aflossing en rente op deze lening. De man stelt dat hij de aflossing en rente gedeeltelijk van privégeld betaald heeft en dus een regresvordering heeft, maar dit is voor de rechtbank op basis van de bijgevoegde stukken niet na te gaan. De man stelt verder dat de vrouw het krediet bij Interbank na de peildatum heeft laten oplopen tot een bedrag van € 2.577,28 en dat de vrouw die schuld moet dragen. Omdat de man deze stelling niet met stukken onderbouwt gaat de rechtbank daaraan voorbij.
6.63.
Voor de schulden aan Defam en BNP geldt ook dat partijen beiden de helft van de schuld voor hun rekening moeten nemen. De saldi van deze schulden op de peildatum blijken niet uit het dossier. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat zij deze schulden in onderling overleg afbetalen.
6.64.
Over de leningen van [naam 2] (€ 20.000,–) en van [naam 3] (€ 20.000,–) zijn partijen het eens dat zij beiden voor de helft draagplichtig zijn. Voor ieder van deze schulden dragen beide partijen dus € 10.000,–.
(o)
Uitkering depot
6.65.
De man vordert dat een bedrag dat in depot staat bij de notaris aan hem wordt uitgekeerd, maar géén van de partijen licht toe om welk bedrag het gaat en waaruit dit geld afkomstig is. Voor zover partijen bedoelen dat bij mogelijke verkoop van de woning in Italië aan een derde nog geld in depot zal komen bij de notaris, geldt dat partijen beiden recht hebben op de helft van de verkoopopbrengst. De rechtbank zal de door de man gevorderde uitkering van het depot als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
Conclusie: verdeling, verrekening en vergoedingsrechten
6.66.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom voor de posten die partijen ter beoordeling hebben voorgelegd. De posten waarvan de rechtbank geen cijfers heeft om een concreet bedrag vast te stellen noteert de rechtbank als “ntb” (nader te bepalen). Ook de interne draagplicht voor schulden blijft buiten dit overzicht, omdat daaruit geen vorderingen voortvloeien zolang een partij niet meer dan zijn deel aan de schuldenaar betaald heeft. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de missende bedragen op basis van de in dit vonnis geformuleerde uitgangspunten in onderling overleg kunnen berekenen.
Man betalen aan vrouw
Omschrijving
Te betalen
Helft saldo Italiaanse en/of-rekening per peildatum
€ 42,14
Helft saldo [rekeningnummer 4] per peildatum
€ 23,01
Toedeling eettafel aan man
€ 375,00
Helft eigen vermogen vennootschap na belasting
€ 14.894,00
Helft verkoopopbrengst Volvo
€ 4.119,00
Toedeling motorfiets aan man
€ 600,00
Helft inbreng spaargeld vrouw
€ 27.308,63
Helft rente administratieve schenking aan vrouw
€ 28.358,50
+
A. Te betalen door de man
€ 75.720,28
Vrouw betalen aan man
Omschrijving
Te betalen
Helft saldo [rekeningnummer 5] per peildatum
ntb
Helft flexibel krediet
€ 42.500,00
Overbedeling B&O flatscreen
€ 250,00
Helft zorgkosten
€ 221,25
Helft financiële waarde [naam 1]
€ 612,50
Helft kosten schilder [plaats 3]
€ 1.250,00
Helft inbreng verkoopopbrengst appartement
€ 78.475,50
Regres schuld [naam 4]
€ 500,00
+
B. Te betalen door de vrouw
€ 123.809,25
Totaal (B – A)
€ 48.088,97
te betalen door de vrouw aan de man
6.67.
Slotsom is dat de rechtbank op grond van artikel 14 lid 5 HV vaststelt dat de vrouw de man € 48.088,97 moet betalen uit hoofde van de voornoemde verdeling, verrekening, regres en vergoedingsrechten.
Proceskosten en nakosten
6.68.
Omdat partijen voormalige echtgenoten zijn, compenseert de rechtbank de proceskosten in conventie en reconventie op grond van artikel 237 Rv. Dat betekent dat partijen beiden hun eigen kosten dragen voor deze procedure.

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
7.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap en de verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden vast als overwogen in 6.6 tot en met 6.67 van dit vonnis;
7.2.
veroordeelt de vrouw om de man € 48.088,97 te betalen uit hoofde van de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap en verrekening volgens de huwelijkse voorwaarden;
7.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen in conventie en reconventie, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op
12 juli 2023.

Voetnoten

1.Zie de conclusie van A-G Strikwerda van 18 februari 2000 (ECLI:NL:PHR:2000:AA4877, randnummer 15).
2.De man stelt een waarde van € 600,–, de vrouw van € 400,–.
3.De man stelt een waarde van € 1000,–, de vrouw van € 500,–.