In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2023, in de zaak tussen Openbaar Primair Onderwijs Oegstgeest (eiseres) en het UWV (verweerder), wordt de WGA-vervolguitkering van een ex-werkneemster beoordeeld. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV, dat de WGA-vervolguitkering per 21 oktober 2015 heeft vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Eiseres betwist deze vaststelling en stelt dat de werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar medische situatie.
De rechtbank concludeert dat het UWV de WGA-vervolguitkering terecht heeft vastgesteld op 35 tot 45%. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie adequaat is meegewogen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B belangrijke aspecten van de medische situatie van de werkneemster heeft gemist. Bovendien is vastgesteld dat de werkneemster niet op een fysiek spreekuur is onderzocht, maar de rechtbank vindt dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet nodig was.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-, en draagt het UWV op het griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep.