In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 20 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf 1 augustus 2023, omdat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld bij het indienen van een heroverwegingsverzoek aan de Spaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet tijdig had gereageerd op de afwijzing van het terugnameverzoek, wat in strijd was met de vereisten van voortvarendheid in het vreemdelingenrecht. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van €2.100 toegekend aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 21 dagen. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op €1.674, die door de staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.