In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door de gemeente Den Haag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Boy, had op 15 februari 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat er onvoldoende informatie was verstrekt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 april 2023 is de behandeling van de zaak aangehouden om verweerder de kans te geven tot nieuwe besluitvorming te komen. Verweerder heeft uiteindelijk besloten om alsnog een bijstandsuitkering te verstrekken voor de periode van 28 december 2020 tot en met 14 februari 2021, maar eiser heeft zijn beroep gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 28 december 2020 een bezoek heeft gebracht aan het dak- en thuislozenloket, wat door verweerder als een melding werd beschouwd. Eiser betoogde dat de bijstandsuitkering niet mocht worden gekort vanwege het ontbreken van woonkosten. De rechtbank oordeelde dat de korting op de bijstandsuitkering terecht was toegepast, omdat de huur en nutsvoorzieningen door een derde waren betaald. Eiser had recht op bijstand voor de periode van 28 december 2020 tot en met 14 februari 2021, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht rekening had gehouden met de inkomsten van de vriendin van eiser, met wie hij een kind had.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien, waarbij eiser recht heeft op nabetalingen van € 439,72 en € 399,45 voor de respectieve periodes. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente de proceskosten van eiser moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.868,-.