In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2023 behandeld, maar de behandeling werd geschorst omdat verweerder op 31 juli 2023 een nieuw besluit had genomen waar eiser niet op kon reageren. De zaak werd opnieuw behandeld op 15 augustus 2023 met de gemachtigden van beide partijen aanwezig.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwist dit en stelt dat er ernstige structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje, wat zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet kan.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juli 2023 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 31 juli 2023 ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting van 1 augustus 2023 heeft deelgenomen.