In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. Het bestreden besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 augustus 2023, beëindigde de tijdelijke bescherming per 4 september 2023. De verzoeker heeft hiertegen op 30 augustus 2023 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij gebruik kan blijven maken van de rechten die eerder aan hem waren verleend op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming (2011/55/EG). De voorzieningenrechter heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Tevens is er een spoedeisend belang vastgesteld, wat aanleiding gaf om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker als begunstigde van de Richtlijn moet worden aangemerkt, met continuering van de eerder verleende rechten en voorzieningen totdat op het beroep is beslist. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,00, voor de door een derde verleende rechtsbijstand.